Onze Taal. Jaargang 57
(1988)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdSnijdende artsen in de taal
| |||||
Niet barsten of worden gebarsten
| |||||
[pagina 165]
| |||||
De door mevrouw De Graaf genoemde gevallen behoren kennelijk tot deze laatste categorie. In het Nederlands zijn vele andere voorbeelden te vinden, maar vaak zijn ze zo ingeburgerd dat het elliptische karakter ons niet meer opvalt:
blakende welstand doorgaand loket (verouderd) drukkend weer duizelende hoogte gillende/barstende hoofdpijn kostende prijs lachende ogen levend gewicht lijdende vorm, gebiedende wijs, stellende trap, enz. razende honger roerend goed schurend geluid smeltende muziek stilzwijgende instemming/voorwaarde verhalend genre verzoenende/minachtende, enz. woorden vriezend weer wakend oog ijlende koorts zwijgende groet
De ANS benadert het verschijnsel vanuit een andere hoek. In par. 6.2.4, sub 1 wordt uiteengezet dat zogenoemde indirect of metonymisch gebruikte adjectieven een bijzonderheid noemen die ‘niet rechtstreeks in betrekking staat tot de bepaalde zelfstandigheid, maar meestal iets meedeelt van een levend wezen dat ermee in verband gebracht kan worden’. (Ik kan het ook niet helpen, het staat er heus zo.) Onder de voorbeelden komen alleen de volgende tegenwoordige deelwoorden voor: vallende ziekte lachend antwoord (nooit van gehoord) hangend confectievervoer. | |||||
Geen strijd, wel punten
| |||||
Naschrift redactieMet deze bijdrage sluit de redactie de discussie over dit onderwerp. | |||||
Titel VDe titulatuur bij het wetenschappelijk onderwijs
Art. 146. 1. De titel doctor (...) 4. De titel wordt, afgekort tot dr., vóór de naam geplaatst.
W.W.O. Art 147
7. De in de voorgaande leden bedoelde titels worden, met uitzondering van de titel psycholoog, afgekort onderscheidenlijk tot mr., ir. en drs., vóór de naam geplaatst. De titel psycholoog wordt, voluit geschreven, achter de naam geplaatst. | |||||
Hoe fout is een spelfout?
|
a) | dat spelfouten eigenlijk zo vreselijk niet zijn zolang de betekenis onmiskenbaar overkomt ('n paart is 'n paard is 'n paart) en |
b) | dat zeer veel Nederlandstaligen ermee gediend zouden zijn, en geen schrijfangst meer hoefden te hebben, wanneer van de Nederlandse spelling, die overwegend fonologisch is, de weinige afwijkingen van dat fonologische beginsel nog wat zouden worden verminderd, zoals de VWS voorstelt. |
Wat bekend is, is veilig; verandering is bedreigend. Dat wat afwijkt van 't gekende en gewende is bedreigend, maakt inbreuk. Men vreest aantasting van zekerheden.
Waarom zou ik vint dat kint lief 'n beetje, tamelijk of heel erg fout zijn als
we, zonder enig misverstand, de betekenis ervan begrijpen? Eerder dan 'n ‘fout’ zouden we moeten constateren dat de regel die ‘voorschrijft’ dat we bij 't schrijven 'n andere letter moeten gebruiken dan we uitspreken (vind, kind), niet deugt. Zelf heeft Assink 't over ‘een onhelder systeem van regels met uitzonderigen’ en ‘het problematische en onsamenhangende van de huidige regeling’. Als we nú mens, vis, heren, lopen zo voortreffelijk gespeld vinden en beter dan mensch, visch, heeren, loopen, wat is er dan zo ‘fout’ aan ik vint dat kint lief of sentrum of boekekast? Juist! Precies! Eigenlijk niets! We zijn er niet aan gewend. Dat is 't enige. We zijn nú gewend aan de woordbeelden mens, vis, heren, lopen, ik vind, dat kind, centrum, boekenkast.
Dat we eraan gewend zijn, dat is de enige - onbeduidende - reden van de afkeuring en tegenkanting. En van de onwil om, ten behoeve van onze eigen kinderen en kinds-kinderen, even aan wat veranderingen te wennen.
't Zegt veel dat 't overgrote deel van de leden van de VWS mensen zijn uit de leer-praktijk: 't onderwijs. Als geen ander kennen zij de - onnodige - moeilijkheden van de spelling-van-nu en de harde noodzaak die te verbeteren.
Bij 't proces van argumenteren is één ding heel zeker: mensen zijn op voorhand niet geneigd zich te laten overtuigen; ze zoeken ogenblikkelijk wegen om eronderuit te komen. Ik wil voorkomen dat diegenen die bij 't opdoemen van mogelijke wijzigingen in de spelwijze waaraan ze gewend zijn, ogenblikkelijk afkeer en onwil voelen opkomen, en indommelen met de gedachte: ‘Zie je wel, de huidige spelling is voortreffelijk. De wetenschap zegt 't en nu heeft 'n wetenschappelijk onderzoek 't ook nog uitgewezen. De spelling moet vooral zo blijven als ze nú is, en wie 't niet leren kan, sorry, die leert 't dan maar niet’. Daarom heb ik deze reactie geschreven.