Het Lyrisch Lab
De taal van het hart (2)
Jaap Bakker
Ik ben toch ook nog maar een kind
Kan het niet helemaal alleen
Misschien dat ik ooit het geluk nog vind
Maar hoe, dat is een groot probleem.
Aan het woord is Ciske de Rat in een liedje uit de gelijknamige speelfilm. Het nummer (getiteld ‘Ik voel me zo verdomd alleen’) is een hartekreet, geschreven in een stijl die even volks en houterig als effectief is. Wat mij erin stoort, is de uitdrukking een groot probleem. Niet alleen omdat dat een slecht-rijmende stoplap is, maar ook vanwege de buitenlandse herkomst van probleem. U herinnert zich van de vorige aflevering dat de Taal van het Hart vrijwel zuiver Germaans is. Vreemde elementen hebben de neiging afstand te scheppen; of ze leiden af. Zo heb ik al heel lang het gevoel dat er iets niet klopt in deze regels van ‘Stille Nacht’:
Die miljoenen eens zaligen zal
Werd geboren in Bethlehems stal.
Nu bedoel ik niet de medeklinkerbotsingen, die dwingen tot de uitspraak ‘één saligen’ en ‘Bethlehems tal’, maar het woord miljoenen. Ik heb dat woord altijd wat anachronistisch gevonden; veel te modern voor een gebeurtenis die omstreeks het jaar nul speelt. Miljoenen gaan het menselijk voorstellingsvermogen te boven. Bij de zesde macht van tien begint het domein van de wetenschap en, niet toevallig, tevens het Romaanse taalgebied. Natuurlijk zijn vreemde woorden niet altijd onpoëtisch; ze kunnen soms, net als specerijen, het gedicht een bijzondere smaak verlenen:
Middellandse Zee, souvenir van een zomer
Enkel al het woord is als wijn op de tong!
Middellandse Zee, wie haar kent wordt een dromer
Die nog nooit voldoende haar charme bezong!
Souvenir is hier zeer op z'n plaats; het speelt op een subtiele manier mee in het alliteratiespel (-se/zee/soe/zo) en versterkt de zonnige vakantiesfeer. Daar komt bij dat er in feite geen synoniem voor is. Met charme heb ik meer moeite, hoe aantrekkelijk de betekenis ook moge zijn. Misschien ben ik wat overgevoelig op dit punt, maar ik weet uit ervaring dat bij het kiezen van het juiste woord in een liedtekst de herkomst van dat woord een grote rol speelt. Ooit schreef ik in een liefdesliedje de regels:
In de ban, zonder verweer
O, die lading in de lucht, die magische sfeer.
Ik heb indertijd uren gezocht (vergeefs trouwens) naar een alternatief voor magische sfeer. Want dat deugt niet: twee bastaardwoorden achter elkaar, waarvan het laatste ook nog in die zo belangrijke rijmpositie staat: de positie waarin een woord maximale aandacht krijgt en waarin onregelmatigheden veel meer opvallen dan midden in een regel.
Vroeger waren rijmwoordenboeken zeer terughoudend met het opnemen van bastaardwoorden. Dat is begrijpelijk wanneer we bedenken dat deze lexica bestemd waren voor (beginnende) literaire dichters. Ons eerste rijmwoordenboek (Kroon, 1754) was uiterst puristisch. Het tweede (Witsen Geysbeek, 1829) vermeldde wat meer ‘basterdwoorden’, zij het met een waarschuwend sterretje: *schandaal, *courant, *concert, *patroon, *puur, enzovoort. Pas in de loop van de twintigste eeuw kwam er een eind aan de ondervertegenwoordiging van uitheemse taalelementen. Ter illustratie: miljoenen stond weliswaar al in Witsen Geysbeek, maar sfeer verscheen pas in 1881 in een rijmwoordenboek, probleem, souvenir en magisch in 1935, en charme in 1965.
Moderne rijmwoordenboeken zijn veel dikker dan vroegere, omdat de doelgroep zich heeft verbreed en de woordenschat is gegroeid. De Taal van het Hart is echter maar weinig veranderd. Er zijn wat bastaardwoorden bijgekomen, zoals café, seconde, nonchalant, foto, muziek en telefoon, maar als we willen uitdrukken wat ons werkelijk bezielt, kunnen we ons nog steeds verlaten op die vertrouwde, oernederlandse woordvoorraad waar de tijd geen vat op heeft.