Een komma van levensbelang
Het lag voor de hand dat de initiatiefnemers van Stijlboek en werkbijeenkomsten door het eigenzinnige journalistenvolk snel zouden worden uitgemaakt voor ‘schoolmeesters’ en ‘kommaneukers’. Dat gebeurde dan ook. Maar de critici konden ondanks al het hoongelach niet ontsnappen aan de harde werkelijkheid, waarin soms de meest bizarre dingen gebeurden.
Neem bijvoorbeeld het gebruik van de komma. In het Stijlboek wordt uiteraard het verschil uitgelegd tussen een beperkende bijvoeglijke bijzin (zonder komma) en een uitbreidende bijvoeglijke bijzin (met komma). Soms is die komma van essentieel belang voor de betekenis van de zin; het verkeerd plaatsen van een komma kan dan ingrijpende gevolgen hebben.
In een artikel over ‘euthanasiepillen’ voor jeugdige kankerpatiënten (in de Volkskrant van 10 oktober 1987) stond in de oorspronkelijke kopij de zin: ‘Voute zegt in het vraaggesprek dat hij altijd vooraf contact opneemt met de huisarts van de kankerpatiënt, aan wie hij de “euthanasiepil” meegeeft.’
De auteur had na het woord ‘kankerpatiënt’ een komma geplaatst. De eindredacteur, die de regels uit het Stijlboek in zijn hoofd had, trok daaruit de logische conclusie dat de bijvoeglijke bijzin op de huisarts moest slaan: de huisarts kreeg dus de pil mee. Dit vond hij zo opmerkelijk dat hij deze informatie nadrukkelijk vermeldde in de eerste alinea van het artikel, en er ook een kop van maakte: ‘Specialist geeft pil mee aan huisarts.’ Het bleek onjuist te zijn. Niet de huisarts, maar de patiënt kreeg de pil van de specialist mee. De lezers van de Volkskrant werden over een actuele kwestie verkeerd geïnformeerd. En het hele misverstand was veroorzaakt door één komma die er niet had mogen staan.