Onze Taal. Jaargang 57
(1988)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdBijwoorden en voorzetselsEen bijwoord - de naam zegt het al - heeft vaak een hulpfunctie. Aan allerlei andere woordsoorten voegen we een bijwoord toe als nadere bepaling: aan een werkwoord: hij loopt door aan een bijvoeglijk naamwoord: ze is bijzonder aardig aan een telwoord: ruim dertig aan een ander bijwoord: hoogst zelden aan een voornaamwoord: juist die man aan een voegwoord: even voordat aan een voorzetsel: midden in.
Een voorzetsel heeft altijd een ondergeschikte functie: het staat in de regel vóór een (zelfstandig) naamwoord, en is aan die plaats gemakkelijk te herkennen: onder de les, voor kinderen, ingevolge die bepaling, gedurende de pauze, bij ons, tijdens onweer, behalve huisdieren. Tussen voorzetsel en naamwoord zijn andere (bijvoeglijke) woorden mogelijk: voor kleine kinderen, tijdens dat laatste verschrikkelijk zware onweer. | |
CombinatieVooral bij plaatsaanduidende voorzetsels heeft men vaak de neiging zich nog duidelijker uit te drukken. Men plaatst dan vóór het voorzetsel een nader bepalend woord, een bijwoord: onder in de put, diep in de kuil, vlak bij de deur. Zulke bijwoorden worden los van het voorzetsel geschreven. Het kunnen er ook meer dan een zijn: helemaal achter in de kast, heel diep in de oceaan, zeer opmerkelijk ver boven het begrote bedrag.
In dit kader is een verwijzing naar de ANS op haar plaats. Daar wordt de weifelende taalgebruiker op blz. 630 namelijk twijfelachtige informatie verschaft over dit onderwerp. In een opmerking wordt er uitgelegd dat de bijwoorden bovenaan en onderaan ook als voorzetsel te gebruiken zijn (bovenaan de lijst, onderaan de bladzij). Hieraan wordt toegevoegd dat de bijwoorden boven en onder eveneens met in en op gecombineerd de voorzetselfunctie kunnen vervullen (bovenop de stapel, onderin de la). De aantekening dat dergelijk gebruik niet voor iedereen aanvaardbaar is, is bijzonder terecht. De aandachtige lezer zal zich namelijk afvragen waarom het eerste element van zulke combinaties beperkt is tot boven en onder. Bij die overpeinzing dienen zich namelijk andere kandidaten aan: binnen, buiten, voor, achter, links, rechts, hoog, laag midden, opzij, dicht, ver, vlak, diep, pal. En wat het tweede lid betreft, zouden naast aan, in en op ook bij, tussen, uit, tegen, langs, boven, onder, over, naast, | |
[pagina 147]
| |
achter e.d. wel van het privilege willen profiteren. | |
Twee woordenDe voor de hand liggende conclusie is dat we een aan een voorzetsel voorafgaand bijwoord los schrijven: binnen in de bunker, buiten op de verpakking, voor in de trein, achter op de fiets, hoog boven de wolken, laag aan de horizon, links tussen de boeken, rechts langs de vluchtheuvel, midden in een weiland, opzij tegen dat gebouw, diep in het dal, pal naast de ingang, ver over de grens, dicht in de buurt, vlak bij het kruispunt, boven uit de toren, diep onder de grond, precies door de opening. | |
Eén woordNu blijft de vraag of woorden als bovenop, onderdoor, vlakbij en vooraan ook bestaan. Het antwoord is ja, maar deze bijwoorden staan nooit vóór een zelfstandig naamwoord: het briefje lag onderin, we wonen dichtbij, jij staat altijd vooraan, ik viel bijna achterover. In het laatste voorbeeld is achterover een deel van het werkwoord achterovervallen. In autobussen stond vroeger wel eens Achteruitstappen, waarmee uiteraard bedoeld werd Achter uitstappen. | |
Accent als indicatieVoor de aandachtige luisteraar biedt de klemtoon hulp bij het probleem van de eenwoordigheid. Als de combinatie een zogenaamd eenheidsaccent krijgt, achteraan, dus op het voorzetsel, is het beslist één woord: kruip er maar onderdoor; hij stond weer achteraan; kom liever buitenom; daar liepen ze middendoor. Tweewoordig hebben zulke combinaties ook twee accenten: boven aan de bladzijde staat de titel; het kind liep midden door de plassen; buiten om de villa stonden beuken; ze woonden pal tegenover ons.
Tot slot valt nog te melden dat Van Dale gelukkig minder lankmoedig is dan de ANS. Van Dale attendeert op de veel gemaakte fout bovenop door bij het voorbeeld ‘ik ga bovenop zitten’ te noteren: (vgl. Hij zat boven op de tram); en onder dichtbij: ‘hij woont hier dichtbij [Opm. men schrijft niet aaneen: dicht bij de kerk]’.
Een voorbeeld. Een artikel uit ‘De Koppeling’ (mei 1988), het personeelsblad van de NS. Ingezonden door H.A. Tampoebolon te Roosendaal
|
|