Onze Taal. Jaargang 57
(1988)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||
Uitspraak van leenwoorden
| |||||||||||||||||||||||||
Vervoegen van Engelse werkwoorden
|
uitspraak | spelling |
---|---|
seven | saven |
ik seef | ik save |
hij seeft | hij savet |
ik seefde | ik savede |
ik heb geseefd | ik heb gesaved |
Stap 3b treedt in werking bij het werkwoord deleten; de betreffende vervoegingen zijn met een * aangegeven in het onderstaande rijtje.
uitspraak | spelling |
---|---|
dilieten | deleten |
ik diliet | ik delete |
* hij diliet | hij deletet |
ik diliette | ik deletete |
* ik heb gediliet | ik heb gedeletet |
Als de fonetische stam op een d eindigt, dan zijn er alleen moeilijkheden bij het voltooid deelwoord.
Een zeer ingeburgerd woord dat volgens mij fout staat vervoegd in de woordenboeken, is douchen. De stam is douche. De stamtijden moeten dus zijn douchete, heeft gedouchet en niet douchte, heeft gedoucht zoals in de woordenboeken staat.
De werkwoordsvervoeging is een bijzonder geval van een veel algemener probleem, namelijk het spellen van een samengesteld woord waarvan ten minste één stam een leenwoord is. In de spreektaal is zo'n woord nooit een probleem, maar bij het opschrijven moeten Nederlandse en buitenlandse spellingregels door elkaar gebruikt worden.
Naschrift redactie
Wij zien twee problemen bij de benadering van drs. Blomberg. Allereerst is de relatie tussen de fonetische vervoeging en de bijbehorende spelling niet altijd even vanzelfsprekend. Dit blijkt uit de vervoeging van het werkwoord deleten, waarbij de taalgebruiker van de uitspraak ‘diliet’ de spelling ‘deletet’ moet maken. Het is de vraag of een taalgebruiker in zulke gevallen niet eerder gebaat is bij algemene regels: die zijn niet afhankelijk van de ‘toevallige’ fonetische weergave. Ten tweede betwijfelen wij of bij de stam ‘delete’ de verleden tijd ‘deletete’ beter is dan ‘deletede’. Wij geven er de voorkeur aan de spellingregel (de stam eindigt op een toonloze e) te laten prevaleren boven de uitspraakregel (de uitgesproken stam eindigt op een t). Overigens werd in de genoemde aflevering van ‘Vraag en antwoord’ niet geconcludeerd dat deleten onvervoegbaar is; ons bezwaar was dat de vervoeging tot een lelijk resultaat leidt.
Liever spaties dan streepjes
Arthur Kooyman - Edinburgh
In het juli/augustus-nummer van Onze Taal beschrijft dr. Michael Hinderdael op blz. 110 de problemen bij het vertalen van computerjargon uit het Engels: moet men in samenstellingen de woorden aaneenschrijven, een koppelteken gebruiken of een spatie plaatsen? Zijn conclusie en advies is de samenstelling zo mogelijk aaneen te schrijven en wanneer dit niet mogelijk is een streepje te zetten, maar beslist geen spatie te gebruiken: dit laatste zou wijzen op invloed uit het Engels, die tegengegaan moet worden.
Ik geloof dat hij ongelijk heeft. Hij redeneert vanuit een streng puristisch beginpunt: de regels van het Nederlands moeten in bescherming genomen worden tegen de invloed van het barbaarse Engels. Daarbij verliest hij mijns inziens het belangrijkste punt uit het oog: de begrijpelijkheid van een woord voor de lezer. In plaats van een spellingregel door dik en dun te verdedigen moet men steeds de vraag stellen wat begrijpelijk is voor de lezer. Mijns inziens is het samengestelde woord IBM compatibel even begrijpelijk als IBM-compatibel. Wanneer er een opeenstapeling plaatsvindt van Engelse samenstellingen die in het Nederlands vertaald moeten worden, doet zich een opmerkelijke paradox voor: het gebruik van de gangbare Nederlandse regels zorgt voor een opeenstapeling van ‘streepjestaal’ en daardoor verraadt de tekst zich al bij de eerste blik als een (bijzonder stroeve) vertaling. Bij gebruik van de spatie loopt de tekst veel minder stroef. Dat is zeer begrijpelijk: door het veelvuldig gebruik van het streepje wordt de lezer opgeschrikt en meent hij met een moeilijk woord te maken te hebben. Een tekst die bol staat van streepjessamenstellingen als ‘magnetisch-schrift-herkenning’, ‘drijvende-komma-register’ doet zeer kunstmatig aan. Dit is een reden om het gebruik van de spatie in voorkomende gevallen te verdedigen boven het streepje, indien de samenstelling wanneer men haar aaneenschrijft te lang wordt om snel begrijpelijk te zijn.
Ook al gaat de ontwikkeling van het Nederlandse computerjargon tegen de bestaande regels in, niet elke ontlening uit een vreemde taal is per se een verslechtering en niet onder alle omstandigheden is pluriformiteit onwenselijk.
Naschrift redactie
De heer Kooyman onderschat onzes inziens het probleem dat een ‘streepjesloze’ tekst dubbelzinnig en bijgevolg ontoegankelijk kan worden. Denk maar aan het grootwinkelbedrijf dat dikke olifanten korting belooft (zie ook blz. 160). Zonder streepjes is dat een aanslag op het respect voor de klantenkring. Voor de duidelijkheid (en ondubbelzinnigheid) kunnen we de streepjes niet missen.
De joden of de Joden?
J. Granaada - chirurg, Hoogeveen
W. de Pauw voelt zich betrokken bij een vorm van grammaticaal ‘antisemitisme’ in de Nederlandse taal en wenst de jood uit de onderkast te bevrijden en naar de hem toekomende bovenkast te laten verhuizen. Dus voortaan Joden en niet joden. De Pauw neemt hiermee op blz. 105 van het juli/augustusnummer de handschoen op die hem door Harry Cohen in het meinummer van Onze Taal zou zijn toegeworpen. Hij voelt zich hiertoe verplicht, uitgaande van het standpunt dat jood een persoonsnaam is en dat een jood iemand is die tot het joodse volk behoort. Hij vergeet echter het begrip ‘het joodse volk’ nader te preciseren. Hij verliest uit het oog dat ‘het joodse volk’ een historisch, een oudtestamentisch en een nieuwtestamentisch begrip is dat zijn etnologische dimensie in de diaspora is kwijtgeraakt. Inderdaad waren Mozes, Simson, Salomo, Petrus, Paulus en Jezus Joden, daar ze deel uitmaakten van een (toen nog bestaand) Joods volk in een Joods land, het land Juda, waarvan de naam de etymologische ‘voorvader’ is van het woord jood.
Als De Pauw zijn Van Dale goed zou hebben gelezen, zou hij hebben opgemerkt dat er verschil is tussen Israëliet en een israëliet, tussen Jood en een jood. Het lijkt me allesbehalve eenvoudig om de richtlijnen te volgen die de Duitse bezetter destijds hanteerde toen hij het aantal joodse grootouders maar hoefde te tellen om te kunnen uitmaken of iemand al dan niet tot ‘het Joodse ras’ behoorde. Het lijkt me onbegonnen werk na een kleine 2000 jaar nog te weten te komen of iemand deel uitmaakt van het Joodse volk. Reeds de evidente fysieke verschillen tussen Chinese, Indiase, Ethiopische en ‘westerse’ joden spreken boekdelen.
Is een christen die tot het jodendom overgaat een jood of een Jood? Behoor je met een joodse vader en een nietjoodse moeder nog tot het Joodse volk? Kun je èn tot het Nederlandse èn tot het Joodse volk behoren? (Dat men desnoods èn tot het Friese èn tot het Nederlandse volk kan behoren, kan hier niet als argument worden aangevoerd.)
De Nederlandse wetgever gaat er terecht van uit dat het begrip jood uitsluitend een religieuze en (nu) geen etnologische dimensie (meer) heeft. Hij kent dus katholieke, protestantse en joodse (en misschien buitenkerkelijke) Nederlanders.
Dat De Pauw wars is van het grammaticale antisemitisme van onze spelling siert hem. Dat hij bij de bestrijding van dit ‘euvel’, uiteraard onbedoeld, ‘racistische’ elementen zijn nomenclatuur binnensmokkelt, lijkt me niet onbedenkelijk. Hij kan de joden dus beter in hun onderkast laten; daar zitten ze al bijna 2000 jaar, en dit tot hun volle tevredenheid.
Naschrift redactie
Met deze bijdrage sluit de redactie de discussie over dit onderwerp.
Bewindslied: een binnenskamers grapje?
B. Koning - van Popta - Doorwerth
Op blz. 117 van het juli/augustusnummer keurt de heer J.A. Pols het gebruik van bewindslied af. Dit enkelvoud van bewindslieden was nota bene gebruikt in een ‘talkshow’ over taalgebruik, in het bijzonder over kamerjargon.
Ik kan mij goed indenken dat, wanneer in ‘kamerkringen’ iemand zegt ‘voor die kwestie moet je op die afdeling zijn, daar zijn lieden die er speciaal verstand van hebben’, hij tot antwoord krijgt: ‘nu, dan ga jij daar maar op zoek naar zo'n lied’. Een grapje dat blijkbaar in die kring opgeld doet en in het groepsjargon blijvend opgenomen is.
Welke fout maakten de in het stukje van de heer Pols genoemde dames? Niet het gebruik van het woord bewindslied, dat als ‘binnenskamers’ grapje volkomen toelaatbaar is. De fout was dat zij het publiek van een tv-show toegang verleenden tot de intimiteit van een groepsjargon, waar toch eigenlijk een taboe op moest rusten. Op deze manier werd een grapjeswoord gebruikt, en door het aanwezige publiek gehoord, als een normaal woord, waardoor de kans bestaat dat het in de spreektaal wordt overgenomen. Dat zou zeker bijdragen tot de infantilisering van onze taal; deze grapjeswoorden immers staan toch in wezen op het niveau van wat men tegenwoordig ‘vertederende prietpraat’ noemt.
Laat dus wie ten aanhore van een publiek spreekt, letten op zijn of haar woorden!