Is behartenswaard(ig) fout?
Dr. F. de Tollenaere - lexicograaf, Warmond
In een van de Heldringiana in de NRC (8-4-1988) werd het Handwoordenboek Van Dale, 9de druk (1982) van dr. A.J. Persijn en dr. F. de Tollenaere gekapitteld. Zij hebben het namelijk gewaagd behartenswaard(ig) in het Handwoordenboek op te nemen. Maar, zo schrijft de heer Heldring, ‘het merkwaardige is dat beharten er niet in staat’, en ‘de elfde uitgave van Van Dale (1984)’ van dr. Geerts en dr. Heestermans ‘vermeldt behartenswaard(ig) niet. Dus.’
Volgens de heer Heldring is behartenswaard(ig) een ‘fout, althans onlogisch’ woord, ja het bestaat zelfs niet, ‘omdat het werkwoord beharten niet bestaat’. Een vreemde redenering. Intussen kan men het zogenaamd ‘niet-bestaande woord’ behartenswaard(ig) toch geregeld horen en lezen. De strijd tegen dat woord doet een beetje denken aan de kruistocht van Charivarius en vóór hem van zoveel ‘taalvoogden en amateurs, die, vaak elkaar napratend’, vanaf afkeurden en het ‘beschouwden als strijdig met ons taaleigen en als “wanspraak” ’(W.N.T. XVIII, 1958, kol. 425).
Behartenswaard(ig) kan een jonge vorm zijn; het is een gemakkelijk in de mond en in de pen liggende verkorting van het veel te lange behartigenswaardig.
Of zou behartenswaard(ig) toch een oude vorm kunnen zijn? Zonder historisch materiaal is dat natuurlijk niet te bewijzen. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal, deel II, I (1898) kent noch behartenswaard(ig) noch behartigenswaardig. Zou geen van beide in 1898 (aflevering 11 is vermoedelijk van dat jaar) hebben bestaan? Of zou hun ontbreken samenhangen met het zeer beperkte materiaal dat de redacteuren bijna honderd jaar geleden ter beschikking stond?
Zou behartenswaard(ig) iets te maken kunnen hebben met het werkwoord beharten in de betekenis ‘(iets) ter harte nemen, (iets) zich aantrekken’, dat in de 16de en 17de eeuw niet ongewoon was? Marnix schrijft (Ps. 9,13) ‘behert Mijn lijden Heer, end sware smert’. Het Middelnederlands kent be-herten al naast behertigen, evenals het moderne Westvlaams, zoals men kan lezen in het Westvlaamsch Idioticon van L.L. de Bo (1873). Maar in de 17de eeuw was behartigen al veel fre-quenter dan beharten.
Het Deutsches Wörterbuch van de gebroeders Grimm deel I (1854) kent eveneens beherzen naast beherzigen, maar het Deutsches Wörterbuch van Gerhard Wahrig (1972) kent alleen maar beherzigen.
In de jaarrede die de voorzitter van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, dr. H. Heestermans, op 4 juni van dit jaar heeft uitgesproken, zou hij, volgens de samenvatting in de NRC, hebben gezegd: ‘behartenswaardig wordt door het ontwikkelde deel van het Nederlandse volk als fout (...) beschouwd’. Dat is dan jammer voor dat ‘ontwikkelde deel’. Horatius heeft al gezegd dat het gebruik, de usus, de norm van de taal (norma loquendi) is. Wat gisteren door dat ‘ontwikkelde deel’ als fout werd beschouwd, is vandaag of morgen de norm.