Vervelend liedje
Joh. A. Pols - bedrijfsredacteur, Rhoon
Ivo Niehe sprak in een van zijn ‘talkshows’ (met de titel ‘De tv-show’) van dit jaar met twee dames uit de Tweede Kamer over kamerjargon. De dames hadden zich beijverd om in de Kamer zoveel mogelijk het daar gangbare woordgebruik te vervangen door gewoon Nederlands.
Het lukte niet altijd, zo bleek uit het gesprek, want nu en dan dekte de gebruikelijke terminologie beter het bedoelde begrip dan een vervangend woord, en je voerde immers de discussie met een minister, een medekamerlid of een staatssecretaris die de ‘kamertaal’ sprak en verstond. Soms ging je in op stukken die in die taal waren gesteld - en zou je dan uit die stukken citeren met je eigen woorden, dan zou men je niet begrijpen, zo legde een van de dames uit: ‘Als zo'n bewindslied over een bepaald onderwerp in zijn termen spreekt, kun je er niet altijd onderuit ook in die termen aan de discussie deel te nemen.’
‘Zo'n bewindslied’ dus - en ze hadden het over taal! Al vanaf de kleuterleeftijd ken ik het gebruik van lied voor een mens(je), want mijn moeder zei weleens, waarschijnlijk terecht: ‘Wat ben jij een vervelend liedje!’ Maar om een minister of staatssecretaris een lied te noemen, dat gaat mij veel te ver.
Ook de lidwoordkeuze levert problemen op: de bewindsman en het bewindslied? Of ook de? Dan liever de bewindsvrouw en het bewindsmens. Want ook een vrouw kan natuurlijk een (vervelend) lied(je) zijn.