Onze Taal. Jaargang 57
(1988)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |||||||||||||||||
Nederlandse computertermen: Engels of Nederlands?
| |||||||||||||||||
Onderzoek onder gebruikersDe gebruikers van personal computers worden niet alleen met een geheel nieuwe terminologie geconfronteerd, maar bovendien met een heterogene en slecht gedefinieerde terminologie. Het is dan ook geen wonder dat er zo geklaagd wordt over de Nederlandse computerterminologie, bijvoorbeeld in het computerblad HCC Nieuwsbrief (1985, 71-74) en in Onze Taal (1985, blz 10-11).
In de discussie over de computerterminologie krijgt één aspect niet de aandacht die het verdient: de gebruikersvriendelijkheid van de terminologie. Het probleem of men Engels of Nederlands moet gebruiken, probeert men op te lossen aan de hand van taalkundige of ideologische criteria, maar men vergeet de gebruiker van de terminologie naar zijn mening te vragen. Dat is wel mijn uitgangspunt geweest. In een onderzoek heb ik twee hypothesen getoetst.Ga naar eindnoot* Mijn eerste hypothese luidt: er is een positief verband tussen de mate waarin men Engelse termen verkiest en het kennisniveau (op het gebied van de informatica). Anders gezegd: experts verkiezen Engelse termen, en leken verkiezen Nederlandse. Deze hypothese is door middel van een enquête getoetst. De tweede hypothese luidt: een Nederlandse terminologie is gebruikersvriendelijker, want ze bevordert de kennisoverdracht van experts naar leken. Anders gezegd: leken leren beter met Nederlandse termen. Deze hypothese is door middel van een experiment getoetst. | |||||||||||||||||
Enquête naar voorkeurenDe enquête is gehouden onder Philipspersoneel. Er zijn in totaal circa 350 enquêteformulieren verstuurd, waarvan er ongeveer 250 zijn teruggekomen; dat is een uitzonderlijk hoge respons, die aangeeft hoezeer dit onderwerp ‘leeft’. Het formulier bevatte eerst een aantal vragen om de invuller te kunnen indelen in een van de volgende vijf mogelijke kennisniveaus:
Daarna volgden 40 terminologische vragen. Een voorbeeld: Als naam voor een verzameling type-en functietoetsen, die op een bepaalde manier zijn gerangschikt (net als bij een typemachine) verkies ik:
De resultaten van de enquête bevestigen de eerste hypothese volledig: | |||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||
Test naar leereffectDe tweede hypothese werd met een leer-experiment getoetst. De proefpersonen waren allen beginners. Ze moesten een tekst van drie pagina's bestuderen, en kregen daarna een vragenlijst. De tekst introduceerde 24 begrippen op het gebied van personal computing door een beschrijving te geven van een pc en enige randapparaten. Er waren van deze tekst twee verschillende versies; de ene met uitsluitend Engelse terminologie, de andere met uitsluitend Nederlandse. In de vragenlijst werd eerst een definitie van een begrip gegeven, vrijwel letterlijk zoals die ook in de tekst voorkwam. Vervolgens werd de proefpersoon gevraagd naar de term voor dit begrip. Zo kon ik nagaan welke termen men het gemakkelijkst kon onthouden. Termen die de proefpersonen zeiden al langer te kennen, bleven buiten beschouwing.
De proefpersonen waren studenten van een Pedagogische Academie en ouders van kinderen op een basisschool (totaal 52 personen). De ene helft van de groep kreeg de tekst met de Engelse terminologie, de andere helft de Nederlandse versie. Het werkelijke motief om de tekst in twee versies aan te bieden, werd niet verteld; men dacht dat de anderen een tekst hadden die alleen syntactisch en op het gebied van tekstopbouw verschillend was.
In de volgende grafiek staan de scores voor het leereffect: het percentage goed onthouden termen die de proefpersoon tot dan toe niet kende. De Engelse terminologie blijkt tot een resultaat van 38% te leiden en de Nederlandse slechts tot 15%. De Engelse terminologie werd dus duidelijk beter onthouden. Dit resultaat weerlegt de opgestelde hypothese dat beginners meer hebben aan Nederlandse termen. | |||||||||||||||||
ConclusiesWe kunnen de resultaten van het onderzoek als volgt samenvatten: leken verkiezen Nederlandse termen, maar zij leren beter met Engelse. Dit is een zeer verrassend en opmerkelijk resultaat. Uit de cijfers blijkt dus een bepaalde spanning tussen de voorkeur van beginners, en hetgeen beter voor hen zou zijn. Daarmee is meteen gezegd dat de gebruikersvriendelijkheid van computerterminologie niet zo eenvoudig te bepalen is. Wat is belangrijker: het voldoen aan een bepaalde subjectieve voorkeur, of afgaan op de gemeten effectiviteit bij kennisoverdracht?
Ten slotte nog iets over een mogelijke verklaring voor het gevonden resultaat. Het feit dat de Engelse termen beter onthouden werden, heeft waarschijnlijk te maken met het signaaleffect dat een buitenlandse term teweegbrengt. Een woord uit een andere taal valt bij een eerste kennismaking meer op dan een Nederlands woord en zal daarom waarschijnlijk met meer aandacht gelezen worden, en daardoor beter onthouden. Verder heeft het overnemen van woorden uit een andere taal voor een specifieke vakterm het voordeel dat het aantal mogelijke woorden in het Nederlands vergroot wordt en dat de polysemie afneemt. Dat betekent dat het aantal betekenissen bij een bepaald woord (bijvoorbeeld schijf, met een groot aantal mogelijke betekenissen) niet hoeft toe te nemen indien er een buitenlands woord (hier disk) voor een nieuwe betekenis genomen wordt. |
|