Het Lyrisch Lab
Het geheim van binnenrijm
Pieter Nieuwint
In de januari-aflevering van deze rubriek schreef ik dat een bepaalde melodie altijd een bepaald rijmschema veronderstelt, en dat het ten strengste verboden is daarvan af te wijken. Dat was een vrij boude bewering, die ik evenwel wat afzwakte door te suggereren dat er misschien melodieën zijn die meer dan één rijmschema toelaten.
Dit laatste wil ik hier graag illustreren aan de hand van een melodie die iedereen kent: het Slavenkoor uit Nabucco van Verdi. In de oorspronkelijke Italiaanse versie is het rijmschema van de eerste 8 regels abbc dadc. In de Duitse vertaling die ik thuis heb, is dat enigszins anders: abac dbác (in beide gevallen zijn de c-rijmen mannelijk, en de andere drie rijmen vrouwelijk). Hoe kan dit nu? Heeft de Duitse vertaler zich nu misdragen door te denken het beter te weten dan niemand minder dan Verdi himself? Of is zijn rijmschema inderdaad te prefereren boven dat van de maëstro, of liever boven dat van de librettist van de maëstro? Om u zelf te laten oordelen heb ik op het bewuste stukje melodie twee stukken rijmende tekst vervaardigd (nee, het zijn geen vertalingen!), die ik bij dezen aan u voorleg.
Italiaans schema: ‘Waar, oh waar moet een dichter nu rijmen / als hij iets op het Slavenkoor wil maken? / Kijk, dat is nu precies het soort zaken / waar Het Lyrisch Lab kolommen aan wijdt / Wie zijn standpunt hierin wil bepalen / onderzoekt muzikale geheimen / En daarover heb ik vele malen / mijn behartenswaardig zegje gezeid.’ Duits schema: ‘Waar, oh waar moet een dichter nu rijmen / als hij iets op het Slavenkoor wil maken? / Dus ik dacht: kom, ik bel Jan van Vlijmen / want die heeft vandaag de dag alle tijd / Maar hij wist geen afdoende verklaring / Want het hoorde niet meer tot zijn taken / Deze meer dan gênante ervaring / Raak ik echt mijn leven lang niet meer kwijt.’
Ik moet eerlijk zeggen dat ik een lichte voorkeur heb voor het laatste schema; wat mij in het eerste voornamelijk niet aanstaat, is het feit dat de tweede en de derde regel op elkaar rijmen - aangezien regels 1 en 3 dezelfde melodie hebben, verwacht je daar eerder de rijmen van de Duitse versie, die misschien nog verbeterd kan worden door ook regel 7, die immers melodisch gelijk is aan 1 en 3, dezelfde rijmuitgang te geven; maar dat heeft als nadeel dat we dan met een niet-rijmende regel (5) blijven zitten: abac dbac. Je kunt natuurlijk besluiten regels 1, 3, 5 en 7 op elkaar te laten rijmen, maar dat is ook niet goed, want 5 verschilt melodisch sterk van de andere drie.
Hoe dit alles ook zij, het zal duidelijk zijn dat het enige absoluut plaatsgebonden rijm het rijm tussen regels 4 en 8 is. Vanwaar nu die vrijheid in de andere regels? Het antwoord is dat de rijmen in de andere regels facultatief zijn omdat het daar eigenlijk om binnenrijm gaat. Met andere woorden: binnenrijm mag, maar het hoeft niet. Naarmate een melodielijn langer is, ontstaat er in de erop te schrijven tekst een grotere behoefte aan binnenrijm; welnu, de twee met elkaar correspon-derende melodielijnen in het Slavenkoor lopen respectievelijk van regel 1 tot en met 4 en van regel 5 tot en met 8, en zijn daarmee extreem lang, hetgeen verklaart waarom binnenrijmen hier zeer gewenst, zeg maar onontkoombaar zijn - maar over de vraag waar ze precies moeten komen, is het mogelijk om van mening te verschillen.
Dat binnenrijmen mogen maar niet hoeven, laat zich ook goed demonstreren aan een lied dat al eerder in deze kolommen heeft gefigureerd: Op een mooie pinksterdag van Annie M.G. Schmidt. Daar wordt namelijk in de derde regel van het derde couplet (maar niet in die van het eerste of tweede!) binnenrijm gehanteerd: ‘Morgen kan ze zwanger zijn / 't Kan ook nog vandaag / 't Kan van de behanger zijn of van een Franse zanger zijn of iemand uit Den Haag.’
Het bovenstaande biedt een interessante verklaring voor een fenomeen dat u wellicht wel eens opgevallen is: het lijkt er bij sommige vier-regelige gedichten niet echt toe te doen of ze nu ‘gekruist’ of ‘gebroken’ rijmen, dat wil zeggen of hun rijmschema nu abab of abcb is. Sterker nog: er zijn legio gedichten waarin de abab- en de abcb-coupletten elkaar schijnbaar willekeurig afwisselen. In zulke gevallen zou je kunnen zeggen dat er sprake is van twee versregels die toevallig als vier regels zijn afgedrukt, waarbij soms in het midden van de regels, bij wijze van niet-noodzakelijk extraatje, binnenrijm wordt toegepast. Ter illustratie vier overbekende regels, die ik expres als twee presenteer: ‘Waar in 't bronsgroen eikehout 't nachtegaaltje zingt / Over 't malse korenveld 't lied des leeuw'riks klinkt.’ En dan nu met binnenrijm: ‘Waar in 't bronsgroen eikehout 't sijsje kwinkeleert / Als je meer van dijken houdt, ben je hier verkeerd.’