Taalrubrieken
Joop van der Horst
Ingeborg van der Geest & Anneke Zaalberg
‘Marktsegmentatie is het “richten van de marketing op een min of meer homogeen deel van de totale markt voor het desbetreffende produkt, bijvoorbeeld uitsluitend de welgestelde kopers of meisjes van vijftien tot achttien jaar”. Anders gezegd: voor heel dure drank moet je niet adverteren in de Story of de Privé, maar liever in de Elegance of de Avenue.’ Op deze manier licht Joop van der Horst in zijn taalrubriek vaktermen uit de reclamewereld nog eens toe. Hij kwam deze termen tegen in het pas verschenen Reclamewoordenboek. Hierin wordt het vakjargon in gewone woorden uitgelegd. Weet u bijvoorbeeld wat een sleeper is? Dat is ‘een produkt dat aanvankelijk niet aanslaat, maar dat na verloop van tijd toch beter verkocht gaat worden’. Erg mooi vindt Van der Horst deze woorden niet, maar hij besteedt er aandacht aan omdat heel wat Nederlanders er dagelijks mee te maken hebben.
De taalrubriek van Joop van der Horst verschijnt wekelijks in verschillende regionale dagbladen. Het Leidsch Dagblad, het Haarlems Dagblad en de Arnhemse Courant plaatsen iedere zaterdag zijn kolom. Al ruim een jaar schrijft hij in deze kranten met het doel de lezers aangenaam bezig te houden en zo nu en dan nieuwe ideeën over taalontwikkelingen naar voren te brengen. Van der Horst is historisch taalkundige en hij werkt bij de Universiteit van Amsterdam.
Om zijn publiek te boeien kiest Van der Horst vaak onderwerpen die dicht bij de lezer staan. Zo vraagt hij zich bijvoorbeeld af hoeveel woorden de gemiddelde Nederlander nu eigenlijk kent. Minder dan er in een flink woordenboek staan. Maar hoeveel minder? Dit kun je onderzoeken door een dik woordenboek te nemen met zo'n 150.000 woorden. Uit dit woordenboek haalt een onderzoeker dan willekeurig 300 woorden. Deze lijst van 300 woorden vormt de steekproef. Aan verschillende personen wordt gevraagd wat de woorden van de lijst betekenen. Omdat de lijst het vijfhonderdste gedeelte van het totale woordenboek is, moet het aantal woorden dat iemand kent met 500 vermenigvuldigd worden om de totale woordenschat uit te rekenen. Uit taalkundig onderzoek blijkt dat volwassen Nederlanders al gauw 50.000 woorden kennen. Dit betekent niet dat we al die woorden ook even frequent gebruiken. Voor het alledaagse gebruik hanteren we meestal 5.000 à 10.000 woorden. Dat is ruim voldoende om boodschappen te doen, een praatje te maken, de krant te lezen of naar de televisie te kijken. Zonder krant of TV zouden we met 1.000 woorden al een heel eind komen, aldus Van der Horst.
Een week later houdt hij zich bezig met dialectverschijnselen, bijvoorbeeld naar aanleiding van een spin op zijn balkon. Een kop of kobbe is het gewone woord voor spin in grote delen van West- en Oost-Vlaanderen. In Zuid-Holland, het noordelijke deel van de Veluwe, Overijssel, de Achterhoek en ook in Oost-Vlaanderen treffen we de spinnekop aan. In Noord-Holland, Utrecht, oostelijk Brabant, Limburg, Groningen en Friesland noemen de mensen zo'n diertje een spin. In Zeeland spreekt men meestal van een koppespin. Spinnekop en koppespin zijn het resultaat van dialectvermenging. Als de ene streek spin zegt en de andere kop, dan kan in het tussenliggende gebied spinnekop ontstaan.