was al in de 18e eeuw een normale, beledigende benaming voor joden.
Bij Weyerman staat moskee voor synagoge en met Westfaals Arabien bedoelt hij de armoedige Amsterdamse Jodenbuurt.
Voor het beledigen maakte Weyerman natuurlijk gebruik van de taboes van zijn tijd. En deze liggen soms wat anders dan tegenwoordig. Lichaamsgebrek, ziekte, seksuele activiteiten en het beledigen van minderheidsgroepen vallen tegenwoordig nog steeds onder een taboe, maar ik vraag me af in hoeverre dat ook nog het geval is met armoede, godsdienst en criminaliteit. In een van zijn boeken noemt hij:
een klein gebogchelt aas, genaamt van Knegten, een Brabander by Geboorte, een muziekant by beroep, een dronkaart uyt gewoonte, en een mismaakt en walgchelyk gekje uyt de natuur.
Uit deze negatieve opsomming, typerend voor Weyermans manier van schelden, kunnen we concluderen dat deze Van Knegten waarschijnlijk een bochel had. En wellicht moeten we de benaming Brabander ook wel zien als een negatieve toevoeging in de 18e eeuw; te vergelijken met onze eigen brabo's en limbo's afkomstig uit Limbabwe. Op een andere plaats heeft hij het over een kurkgehielden boekhandelaar; daarmee wijzende op een ander lichaamsgebrek, waarschijnlijk een te kort been. Natuurlijk worden in Weyermans werk vele mannen gekoekoekt of worden hun de horens opgezet. Een ander wordt betiteld als een Podagreuze Goude Tor: podagra is de 18e-eeuwse benaming voor voetjicht, een ziekte die op seksuele excessen wees. Tegenwoordig ben je dan een aidslijder. Een magere echtgenote heet bij hem een Kalabreesche uytgehongerde Huuwelyks Spinnekop: Calabrië stond ook toen al bekend als het arme gedeelte van het Italiaanse schiereiland. Behalve de Italiaanse armoede, gebruikt hij ook de Schotse gierigheid en vooral de Franse verwaandheid en armoede. Rond 1700 waren er veel protestanten in de Nederlanden, die waren gevlucht voor Lodewijk XIV:
De tafel was zo min bedekt met een tafelkleed, als deplanke zoldering van een Fransch autheurs studeerkamer is belegt met een Turksch vloertapyt.
Niet al zijn scheldpartijen zijn zo doorwrocht. Vaak gebruikt hij benamingen als gedroogde hartstong, snyders el, wandelent kurk, behoeftige puthaak, omgekeerde kreeft vol contraweelde; 18e-eeuwse scheldwoorden die de moderne lezer de nodige kopzorg kunnen bezorgen.