Wij zitten zo krap...
M.E. Schwitters - Hilversum
In het novembernummer signaleerde Harry Cohen tragi-komische taalbouwsels uit de spreekkamer. Zo'n veertig jaar geleden verzorgde ik als dagbladjournalist een rubriek waarin op badinerende wijze allerlei dagelijkse voorvallen ter sprake kwamen. Zo publiceerde ik eens een aantal zinnen uit brieven van woningnoodslachtoffers. De ‘spreekkamertaal’ bracht onder andere de volgende ‘woningnoodtaal’ weer boven water.
- Wij zijn zo bekrompen, dat wij slechts twee bedden in het vertrek kunnen opstellen. Wij hebben het dan zo benauwd, dat wij ons niet kunnen keren van de ruimte.
- Ik heb reumatiek en een kind van vier jaar. Dat komt allemaal van de vocht. U moet hier iets aan doen.
- Deze kamer is niet alleen schadelijk voor de gezondheid, maar ondergraaft ook de zedelijkheid van mijn achtjarig zoontje.
- Ik ben sedert vijf maanden getrouwd en mijn vrouw is in andere omstandigheden. Nu vraag ik u: moet dat zo blijven?
- Binnen enkele weken verwacht mijn vrouw een baby en mijn zestigjarige schoonmoeder die onbemiddeld is.
- Aan de ene kant is mijn vrouw in verwachting en aan de andere kant regent het in.
- De w.c. is bouwvallig en zodoende kunnen wij daar niet langer huizen. Als het hard waait zijn wij met levensgevaar verbonden.
- Wij willen ook wel eens languit liggen. U moet maar eens bij ons komen kijken, want de huisbaas verrekt het.
- Wij zitten zo krap dat de mensen in de kamer naast ons die de griep hebben ons door de dunne muren aansteken. Als u eens polshoogte kwam nemen kunt u ook de koorts krijgen.