Taalrubrieken
J.G.A. Thijs in Trouw
Ingeborg van der Geest, Anneke Zaalberg - RU. Leiden
Invalleidinggevende en crematist zijn woordgedrochten. Pinksteren, hier en daar in ons land ook wel pinxten of sinksen geheten, is niet meer dan een soort telwoord. Het betekent: vijftigste. Pinksteren is de vijftigste dag na Pasen. Wat is een penariepitje? Dat is heel letterlijk een pitje dat je aansteekt als je in de penarie zit. Mensen die bidden of mediteren, steken soms zo'n kaarsje aan. Twee negentiende-eeuwse benamingen voor bakkebaarden, de begroeiingen die ‘zo weelderig neerhangen van naast het oor tot het achtereinde van de onderkaak’, zijn koteletten en favoris. ‘Hollands vlag, je bent mijn glorie’, ‘En je Hollandsch hart wordt wee’. Dit zijn twee regels uit een oud liedje, waaruit blijkt dat Hollands en Hollandsch vroeger op een verschillende manier gespeld werden. Hollands is de tweede naamval van het zelfstandig naamwoord Holland, en Hollandsch is een bijvoeglijk naamwoord. Wist u dat in studententaal in de negentiende eeuw een dictator een professor was die weinig doceerde maar veel dicteerde?
Deze en andere wetenswaardigheden hebben we gevonden in stukjes van J.G.A. Thijs. Hij schrijft iedere zaterdag in Trouw een kwart pagina vol. Hij speurt in het verleden, mijmert over alledaagse dingen en vertelt zijn persoonlijke ervaringen. Ook literaire zaken passeren de revue. Zo treffen we bijvoorbeeld regelmatig citaten uit gedichtjes aan. In de meeste stukjes wordt op een of andere manier aandacht besteed aan taal. Díe stukjes zijn voor ons interessant.
Van mei tot half augustus 1987 hebben we de artikeltjes van Thijs verzameld. We geven nog twee voorbeelden daaruit. Het stukje Gebekvecht gaat onder meer over de vervoeging van samengestelde werkwoorden. Thijs liep eens langs een zweefvliegveld en vroeg zich af hoe het zat: zweefvliegen, zweefvlogen, zweefgevlogen, zweefvliegden, gezweefvliegd, aan 't zweefvliegen? Om dit probleem op te lossen dook hij in de boeken. Van Dale vervoegt zweefvliegen gewoon als een ‘regelmatig’ werkwoord: ze zweefvliegden, ze hebben gezweefvliegd. De ANS, de Algemene Nederlandse Spraakkunst, voegt hieraan toe dat andere vormen dan de infinitief meestal worden vermeden.
In een ander artikeltje verbaast Thijs zich over ‘het wonderlijke spelletje’ dat de Nederlandse taal speelt met ei, ij en y. ‘Flarden van herinneringen schieten door me heen, aan wonderlijke dingen waarover ik las.’ In een uitgave uit de jaren twintig van Gorters Een klein heldendicht staat over ‘een jonge arbeidster’ dat zij ‘wijfe-lend’ op een steen ging zitten (...).’
In het vorige nummer bespraken we de taalartikeltjes van Hamans in NRC Handelsblad. Daarin worden taalkundige kwesties echt besproken en uitgediept. Thijs doet dat niet, maar dat is ook niet zijn bedoeling. Op een anekdotische manier schrijft hij over allerlei dingen, waaronder veel over taal.