Met name een trein
A. Boer - Secretaris In- en Externe betrekkingen NS
Het spoorwegbedrijf kent een uitgebreid vakjargon. Maar ook in het gewone taalgebruik vinden we veel ‘spoor’-woorden. Ik denk daarbij niet zozeer aan rookcoupé of stationskapper, maar aan reisverbeeldende begrippen zoals Pullman, Trans Europ Express en - heel modern - EuroCity.
In het dagelijkse, prozaïsche forensen-bedrijf rijden de sprinter en de dubbeldekker en vinden we op de intercitytrajecten nog steeds de trouwe hondekop en sinds kort ook de koploper. Deze laatste dankt zijn - via een publieksprijsvraag verkregen - naam aan de ingenieuze wijze van koppelen en het affectief neuzenwrijven, die het mogelijk maken dat reizigers en ... koffiekar zich vrijelijk door de hele trein kunnen (laten) bewegen.
Oude en nieuwe begrippen dus in de treinenwereld. Terwijl ook in Nederland druk wordt gesproken over de aanleg van hogesnelheidslijnen, hebben de treinen die daarop zullen gaan rijden het nog niet verder gebracht dan hogesnelheidstreinen. Sommige landen hebben de armoede op het gebied van naamgeving listig verpakt in codes: HST (High Speed Train), TGV (Train à Grande Vitesse).
In recente publikaties, waarin de vooruitgang op rails vaak ten onrechte als milieuverslindend monster wordt afgeschilderd, komt het (voor)oordeel niet verder dan flitstrein, ook geen naam om de blits mee te maken. Hogesnelheidstrein: wie geeft die trein een naam? Een lezer van Onze Taal misschien?