Onze Taal. Jaargang 57
(1988)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
[Nummer 4] | |
[pagina 46]
| |
Het Nederlands in de wereldGa naar voetnoot*
| |
Invloed in het Verre OostenDe invloed van het Nederlands op de Indonesische woordenschat is erg groot. Vijf- à zesduizend Nederlandse woorden zijn in het Indonesisch doorgedrongen. Ongeveer 30% van deze woorden zijn internationale woorden, veelal behorend tot het domein van de wetenschap en de techniek, als leksikograf, setasiun (station) en telipun (telefoon). Uit de klankvorm van deze woorden valt op te maken dat ze via het Nederlands ontleend zijn, en niet via bijvoorbeeld het Engels: in het Maleisisch, de officiële taal van Maleisië, een taal die zeer sterk verwant is met het Indonesisch, is het woord voor station setesyun, wat de Engelse oorsprong verraadt. Bijna 40% van de aan het Nederlands ontleende woorden verwijzen naar het openbare leven: overheid en politiek (amtenar), recht (kasasi), krijgsmacht (kapten), religie (protestan), vooral ook handel, industrie en nijverheid (andil, kasbuk, konfeksi), maar veel minder sport (kano). De invloed van het Nederlands komt het fraaist tot uiting in de ontleningen die naar het alledaagse leven verwijzen, ruim 20% van het totaal.
Gebruiksvoorwerpen behoren ertoe (sletel, ritsleting, spiral ‘voorbehoedsmiddel’, een ontlening uit de jaren dat de Nederlanders al lang uit Indonesië waren verdwenen), namen voor groenten (kol), woorden die de persoonlijke omgang betreffen (iritasi), aanspreekvormen (om, tante) en krachttermen (hotperdom). De vermelde woorden zijn in hun geheel overgenomen, als klankvorm met betekenis.
Niet alleen de Indonesische woordenschat toont lexicale beïnvloeding door het Nederlands. De twee eeuwen durende Nederlandse aanwezigheid in Japan - de dienaren van de Verenigde Oostindische Compagnie waren de enigen die zich in de periferie van het rijk mochten ophouden - lieten ook sporen na. In biiroe en inki valt gemakkelijk bier en inkt te herkennen. De vestiging van de Compagnie in Sri Lanka zorgde voor enkele Nederlandse leenwoorden in het Singalees (burgher). | |
Europese nalatenschapHet Russisch heeft ook aan het Nederlands ontleend, al voor Tsaar Peter de Grote rond 1700 in Zaandam leerde schepen te timmeren: boesjsprit (boegspriet), sjtirbort (stuurboord) en flot (vloot). Reeds in de Middeleeuwen, maar bovenal in de zeventiende eeuw drongen Nederlandse woorden in het Frans door, en via het Frans soms in het Spaans en het Italiaans: bakboord werd bâbord, babor en babordo, boegspriet werd beaupré, beauprès en bompresso, en het bekendste voorbeeld mannekijn of manneke werd mannequin (en in deze klankvorm, maar met gewijzigde betekenis kregen we het woord terug), maniqui en manichino. Om ons alleen tot het Frans te beperken: boulevard is een Nederlandse ontlening met als bron bolwerk. Ook het Engels - het Britse en het Amerikaanse Engels - heeft Nederlandse leenwoorden, niet verwonderlijk als men weet dat Engelse diplomaten uit het begin van de zeventiende eeuw Nederlands leerden en - veel later - er in Amerika nog over gestemd is welke taal de jonge staat als de officiële zou aannemen, het Nederlands of het Engels: boss is het Nederlandse baas en to scrabble heeft schrabben als bron. Ten slotte, de oosterburen hebben niet alleen gegeven (benadrukken), maar ook genomen: Matrose (matroos), Bücherei (boekerij), Augenmerk (oogmerk) en Trauerspiel (treurspel) zijn enkele voorbeelden. | |
Diaspora en taaltrouwTalen komen alleen met elkaar in contact, indien ze door dezelfde taalgebruikers afwisselend worden gehanteerd. De aanwezigheid van een groep meertaligen is daarom een voorwaarde voor intertalige beïnvloeding. De Nederlandse woorden konden alleen in het Indonesisch doordringen, doordat een groep Indonesiërs de Nederlandse taal beheerste. Nederlandse woorden in het Engels zijn door Engelstaligen met kennis van het Nederlands ontleend. De buitenlanders leerden het Nederlands van Nederlanders, zelden in de Lage Landen, veelal buiten de grenzen, want Nederlanders zijn er al vroeg met graagte op uitgetrokken. Hoe staat het met dat Nederlands buiten de grenzen?
Onze taal wordt nog in redelijke mate beheerst door ongeveer 150.000 Indonesiërs en meer dan 150.000 inwoners van Suriname en de Antillen. In Zuid-Afrika wordt door vijf miljoen inwoners, onder wie meer dan twee miljoen kleurlingen, een taal gesproken die zeer nauw verwant is met het | |
[pagina 47]
| |
Nederlands. De wetenschappelijke belangstelling voor het Nederlands van zowel de kolonisten en hun nakomelingen als van de inheemse bevolking, en voor de invloed van het Nederlands op inheemse talen in de voormalige gebiedsdelen overzee is opmerkelijk gering. Alleen het Afrikaans en enkele creooltalen (bijv. het Negerhollands) zijn grondig bestudeerd, overigens nauwelijks door Nederlanders.
De wetenschappelijke belangstelling voor het taalbehoud en het taalverlies onder Nederlandstalige migranten was tot voor kort eveneens gering. Tot voor kort, want binnen één jaar zijn twee monografieën verschenen over dit onderwerp: van Jo Daan over immigranten en hun taal in Amerika, en van Anne Pauwels over Limburgse immigranten en hun taal in Australië (Anne Pauwels, Immigrant dialects and language maintenance in Australia; The cases of the Limburg and Swabian dialects Dordrecht: Foris Publications, 1986). Daarin komt naar voren dat de Nederlandse taal zich in de kringen van vooral calvinistische immigranten in de Verenigde Staten tamelijk lang gehandhaafd heeft. Aan de andere kant blijkt ook dat Nederlanders snel assimileren, het Engels snel verwerven: de derde generatie kent bijna geen Nederlands meer. Taalverlies gaat met pijn gepaard, vooral omdat er steeds weer spanningen ontstaan tussen de ouderen, die de moedertaal willen behouden, en de jongeren, die onafwendbaar overschakelen op het Engels. Nederlanders overzee worden in het algemeen niet gekenmerkt door taaltrouw, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Italianen. | |
Mondiale aandachtHet laatste deel van deze bijdrage is gewijd aan de belangstelling voor de Nederlandse taal buiten de rijksgrenzen van België en Nederland. In het in 1987 verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid Cultuur zonder grenzen wordt op blz. 64 een opsomming gegeven van leerstoelen Nederlands en Neerlandistiek (wat zou dit onderscheid betekenen?) buiten Nederland en België: 24 in de Bondsrepubliek Duitsland, 1 in Bulgarije, 2 in Denemarken, 2 in de Duitse Democratische Republiek, 6 in Finland, 13 in Frankrijk, 14 in Groot-Brittannië, 1 in Hongarije, 8 in Italië, 2 in Noorwegen, 2 in Oostenrijk, 6 in Polen, 2 in Portugal, 1 in Roemenië, 2 in de Sovjetunie, 2 in Spanje, 2 in Tsjechoslowakije, 3 in Zweden, 2 in Zwitserland, 4 in Australië, 4 in Canada, 27 in Indonesië, 5 in Japan, 1 in Korea, 30 in de Verenigde Staten en 18 in Zuid-Afrika; een totaal van 184 leerstoelen met 370 docenten in 26 landen. Dit lijkt op een zeer grote belangstelling voor de neerlandistiek in het buitenland te wijzen. Het rapport tempert mogelijke voldoening hierover door erop te wijzen dat aan 195 universiteiten verspreid over 28 landen Zweeds wordt gedoceerd, een taal met slechts 8 miljoen sprekers. Het Nederlands wordt door ongeveer twintig miljoen mensen gesproken. Het is overigens jammer dat in het rapport niets meegedeeld wordt over de buitenuniversitaire belangstelling voor het Nederlands. In de Bondsrepubliek bijvoorbeeld wordt aan een groot aantal scholen voor voortgezet onderwijs in het grensgebied Nederlands als examenvak gedoceerd. In Indonesië volgen jaarlijks ongeveer tienduizend Indonesiërs ergens in de archipel een cursus Nederlands. Maar er zijn meer redenen dan het rapport zelf aangeeft om niet al te ver-heugd te zijn over de omvang van de extramurale universitaire neerlandistiek. De genoemde getallen geven namelijk een verkeerd beeld. | |
Vertekend beeldIn de eerste plaats moet de term ‘leerstoel’ voorzichtig worden gehanteerd. Er zíjn hoogleraren in de Neerlandistiek, maar zeer weinig: enkelen in de Bondsrepubliek, Frankrijk, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika, en een enkeling in Italië, Noorwegen, de Duitse Democratische Republiek, de Sovjetunie en Polen. De overige ‘leerstoelen’ worden in veel gevallen bezet door docenten die cursussen taalverwerving en kennis van land en volk geven, organisatorisch veelal ingebed in een Germaanse of ook wel Indonesische afdeling.
In de tweede plaats is het aantal dat voor bijvoorbeeld Indonesië wordt opgegeven veel te hoog. Alleen in Jakarta wordt op een verantwoorde wijze neerlandistiek beoefend. De overige 26 ‘leerstoelen’ houden in dat er op z'n hoogst een taalvaardigheidscursus wordt gegeven; de meeste van deze posten bestaan echter alleen op het geduldige papier van ambtelijke instanties in Den Haag. Talige expansie is een facet van culturele expansie: de invloed van het Nederlands op andere talen weerspiegelt culturele invloed. Dat woorden als boegspriet, matroos en bootsman in zo veel andere talen zijn opgenomen, is cultuur-historisch verklaarbaar: de Nederlanden zijn door water- en zee-werken, maar vooral om hun scheepvaart bekend geworden. De mondiale verspreiding van het woord apartheid kan mogelijke gevoelens van trots over zo veel expansie voor een zo klein land temperen. |
|