dige naamwoorden was juist dat ze in het enkelvoud niet verbogen werden.
Dat vader toch vaak in de tweede naamval (des) vaders werd, kwam door het verwarren van de verschillende verbuigingsregels. Door de chaos die ontstond, verminderde het gebruik van naamvallen op den duur aanzienlijk. In andere Westeuropese talen gebeurde hetzelfde, behalve in het Duits.
Ten tweede besteedt Hamans veel aandacht aan taalverwerving. Met zijn kennis van de morfologie (woordleer), fonologie (klankleer) en syntaxis (zinsleer) verklaart hij de problemen die jonge en oude taalverwervers kunnen tegenkomen. Hoe wordt het meervoud gevormd in het Nederlands? Waarom zeggen jonge kinderen blood in plaats van brood? Wat is er taalkundig gezien aan de hand met de zin Kip eet moeilijk?
Ook in dialecten zijn opvallende verschijnselen aan te wijzen. Hoe kan verklaard worden dat in gesproken taal de s steeds vaker vervangen wordt door een z? Hamans geeft antwoord. In het Hollands, de westelijke variant van het Nederlands, worden zelden stemhebbende wrijfklanken gebruikt. Ze worden vaak vervangen door de stemloze tegenhanger. Vee klinkt als fee, Amsterdammers kunnen de son in de see sien sakken. Deze uitspraak geldt als plat. De opmars van de z is een teken dat men de platte uitspraak vermijdt. Men doet dit steeds vaker ook op plaatsen waar het eigenlijk niet mag. Zo hoorde Hamans een EO-dominee waarschuwen voor de lagen en listen van zatan. Hypercorrectie heet dit verschijnsel.
Ten slotte gaat Hamans in zijn column zo nu en dan in op taalnieuwtjes. In ‘Polyglot’ bijvoorbeeld beschrijft hij een opmerkelijk computerprogramma dat vijftig talen kan onderscheiden. Een docent aan een vertalersschool heeft dit programma ontwikkeld. Het is gebaseerd op het idee dat de letterfrequentie per taal verschilt. In het Iers is 17% van de letters een a, voor het Nederlands is dat 6,8%. De docent voerde via Polyglot in vijftig talen steeds twee pagina's tekst in. Als hij vervolgens de computer een onbekend fragment van tien regels gaf, in een van die vijftig talen, dan herkende de machine de taal feilloos. De letterfrequentie blijkt zo'n kenmerkende eigenschap te zijn dat zo'n 600 à 800 letters voldoende zijn om een taal te determineren.
Vele onderwerpen komen bij Hamans aan bod. Taalverandering, taalverwerving, dialecten en andere kwesties worden door Hamans aangeroerd. Opvallende, grappige, typische verschijnselen van alledag zijn voor hem aanleiding om zijn kennis van het vak te spuien. Echte waardeoordelen spreekt hij zelden uit. Hij signaleert, beschrijft en verklaart. Over Taal: leesplezier voor de liefhebber!