Het Lyrisch Lab
Pieter Nieuwint
In de eerste aflevering van deze rubriek heeft Jaap Bakker een opsomming gegeven van technische verschillen tussen ‘gewone’ leespoëzie en teksten die bedoeld zijn om gezongen te worden, oftewel tussen gedichten en liedjes. Een van de dingen die hij noemde, was rijm, waarvan hij zei dat het in liedjes hogere eisen stelt. Is dat zo? Nou en of! Laten we in deze aflevering (en wellicht in een of meer volgende) maar eens enkele van die eisen onder de loep nemen.
Allereerst hebben we natuurlijk de eis van het rijm op zichzelf. Liedjes rijmen bijna altijd, en gedichten dikwijls niet - sterker nog: er zijn mensen die vinden dat wie tegenwoordig nog rijmende gedichten schrijft nauwelijks serieus te nemen valt. Er zijn natuurlijk ook liedjes die niet rijmen, maar ze zijn verre in de minderheid (het enige Nederlandse voorbeeld dat me hier te binnen wil schieten is Kleine Anita van Jules de Corte - als u dat niet kent: foei!), en ze blijven hier dan ook verder buiten beschouwing.
Een liedje is bedoeld om te worden gezongen, en heeft dus een melodie. Soms wordt bij een bestaande melodie een tekst gemaakt, wat waarschijnlijk de standaardprocedure is bij gelegenheidsliedjes; maar in de beroepssector is het meestal omgekeerd: eerst tekst, dan melodie. Wie denkt dat die twee min of meer autonoom zijn ten opzichte van elkaar, heeft het verschrikkelijk mis. Tussen tekst en melodie (en dus tussen rijm en melodie!) bestaat een sterke onderlinge afhankelijkheid. Ik zal dat met een voorbeeld illustreren.
Wanneer u besluit een tekst te schrijven op de melodie van Op een mooie pinksterdag (een lied overigens waarvan de bizarre verschillen in regellengte het vermoeden wettigen dat de muziek er eerder was dan de tekst), staat het u niet vrij het rijmschema aan uw eigen wensen aan te passen - u dient zich exact te houden aan het door Annie Schmidt gehanteerde schema. Doet u dat niet, dan zullen bij uw gehoor van ellende de koude rillingen over de rug lopen. Ik weet waarover ik spreek: toen ik jaren geleden weleens op bruiloften en partijen feestliederen begeleidde, kwam het regelmatig voor dat een van de gasten meende de andere gasten een genoegen te doen door op Harry Banninks onsterfelijke melodie te zingen: ‘Tis vandaag een mooie dag / en met blijde lach / presenteren wij voor bruid en bruidegom dit vrolijke gezang.’ Geen wonder dat er tegenwoordig zoveel huwelijken stuklopen. De reden dat dat alternatieve schema niet mag, is dat muzikaal gezien regel 1 en 2 één, eenentwintig lettergrepen tellende regel vormen (let wel: het woord pinksterdag bestaat nu uit vijf lettergrepen), en regel 3 de tweede. Dat dit zo is, kunt u eenvoudig zelf vaststellen door de maten te tellen, maar dan wel inclusief de niet van tekst voorziene maten tussen de twee korte beginregels in. Deze optelsom levert twee regels op van exact gelijke lengte, die elkaars muzikale pendant zijn, en dus op elkaar moeten rijmen.
Kortom, wanneer u een bestaande melodie als uitgangspunt neemt voor een tekst, dan bent u aan handen en voeten gebonden. Het gaat waarschijnlijk te ver om te zeggen dat een bepaalde melodie één, en niet meer dan één, rijmschema toelaat, maar u moet wel erg sterke argumenten hebben om af te wijken van dat van het origineel.
Hebt u trouwens gemerkt dat in het zojuist geciteerde feestlied de derde regel te kort was? Goed zo! Ook de regellengte ligt dus vast, en met het metrum kunt u zich al evenmin dichterlijke vrijheden veroorloven. (Het zal duidelijk zijn dat u zich bij het schrijven van gedichten van dit alles in het geheel niets hoeft aan te trekken. Daar bestaat immers, om het eens wat overdreven te zeggen, slechts één regel: u ziet maar.)
Bij de omgekeerde weg (eerst de tekst) geldt mutatis mutandis hetzelfde. Een tekstschrijver legt zijn componist sterke beperkingen op, zodat je zou kunnen zeggen dat hij althans voor een gedeelte van de melodie verantwoordelijk is: metrum, regellengte en rijmschema stellen de componist in feite voor een fait accompli. Het is in dit verband veelzeggend dat Verdi zijn librettisten hun huiswerk liet overmaken wanneer hij met hun teksten muzikaal niet uit de voeten kon - met andere woorden: hij, en niemand anders, bepaalde de melodie.
Wist u trouwens dat een melodie niet-rijmende regels kan doen rijmen, en dat het soms zelfs onmogelijk is om vast te stellen of twee regels rijmen, als je de melodie niet kent? Daarover een volgende keer.