Falende woordenboeken
Behalve door te lezen kunnen kinderen ook hun woordenschat vergroten door te werken met woordenboeken. Ze moeten dan bijvoorbeeld een woord opzoeken in een woordenboek en er een zin mee maken. Tijdverspilling volgens de schrijvers. Ze geven voorbeelden van zinnen die op zo'n manier ontstaan, zoals:
‘Mijn ouders en ik correleren, want zonder hen zou ik er niet zijn’ (= ‘in een wederzijdse betrekking staan’). ‘De muizen hebben het brood geërodeerd’ (woordenboek: ‘wegbijten, wegknagen’).
Uit deze zinnen blijkt dat kinderen de nieuwe woorden niet echt leren. Ze zoeken een vertrouwd element in een woordenboekdefinitie, maken vervolgens een zin met dat vertrouwde element en zetten daar het moeilijke woord voor in de plaats. Ook het werken met modelzinnen (waarbij kinderen een informatief voorbeeld in plaats van een woordenboekomschrijving krijgen aangeboden) brengt weinig verandering in deze strategie.
Bij het leren van woorden speelt het volgende dilemma een rol: kinderen leren een nieuw woord het best als ze gemotiveerd zijn, bijvoorbeeld doordat ze tijdens het lezen een bepaalde passage zonder dat woord niet kunnen volgen. Een woordenboek werkt in zo'n situatie echter te langzaam, het onderbreekt het leesproces. Een oplossing hiervoor zien de auteurs in een interactief videosysteem, dat een tekst presenteert (eventueel in combinatie met beelden) waarbij een lezer op elk punt informatie kan opvragen over de woorden in die tekst. Hij krijgt dan een definitie en/of illustratieve voorbeelden aangeboden. Op die manier wordt het natuurlijke leerproces het dichtst benaderd.
Twee kanttekeningen bij dit artikel. Ten eerste: is het nodig om meteen op dure systemen terug te vallen? Zou een boek met een margetekst die omschrijvingen bevat niet even goed kunnen werken? En ten tweede: is deze inspanning wel nodig, als kinderen ook zo al 80.000 woorden blijken te beheersen?