Effectiviteit als norm
Het bezwaar tegen Hilversum is dat de effectiviteit van de informatieoverdracht sterk varieert. Toen men de effectiviteit van verkeersinformatie onderzocht, bleek dat de automobilist alleen bewust luistert naar wat betrekking heeft op zijn weg of zijn bewegingsgebied. Hieruit blijkt dat nog andere, persoonlijke factoren een rol spelen. Niet alleen bij de informatieoverdracht, maar ook bij de latente en achteraf geformuleerde meningen over de woordkeuze en de zinsbouw.
Voor de nog vrij jonge informatiemethodes zijn ook al nieuwe wetten ontstaan. Het taalgebruik dat we kozen voor doven en slechthorenden is tot stand gekomen op basis van vooroordelen van journalistieke aard, die wetenschappelijk getoetst zijn aan een proefpubliek van dove en slechthorende mensen. Op dit onderzoek zijn de normen gebaseerd die thans gehanteerd worden.
Die normen zijn: in twintig seconden kan een dove Nederlander maximaal acht regels tekst lezen en begrijpen, indien die tekst per regel niet meer dan 23 spaties en karakters bevat en indien uitsluitend Nederlands gekozen wordt zonder jargon of moeilijke woorden. (Maar wat is een moeilijk woord? Disconto-verlaging staat altijd op de voorpagina van dagbladen, maar 47% van de lezers kent de betekenis van dit woord niet.) Bovendien stellen we aanvullende eisen. Onderwerp en gezegde, en de delen van scheidbaar samengestelde woorden moeten dicht bij elkaar staan. Samenstellingen en onbekende woorden mogen voor groter leesgemak door middel van deelstreepjes gesplitst worden in herkenbare delen. Voor teletekst gelden deze normen in minder strenge mate, voor de ondertiteling die bij Nederlandstalige TV-uitzendingen worden gemaakt, gelden aanvullende normen. Kabelkranten en andere systemen zien de effectiviteit en nemen dit taalgebruik over van het Nieuws voor doven en slechthorenden.