Het Lyrisch Lab
Jaap Bakker
Vijzels en retorten, pincetten en lancetten, microscopen en spectrometers vormen het schilderachtige decor waarin de analisten van het Lyrisch Lab hun arbeid verrichten. Wat analyseren die analisten? Geen bloedsporen, grondmonsters of textielvezels, maar een onstoffelijke materie: taal. Taal, om precies te zijn, zoals die voorkomt in liedteksten en lyrische gedichten.
Die twee categorieën verschillen minder dan men wel eens denkt. Van oorsprong was ‘lyriek’ een poëziesoort die moest worden voorgedragen met zang en snarenspel. De tegenwoordige scheiding tussen lees- en zingpoëzie is geleidelijk ontstaan en pas in de negentiende eeuw definitief geworden. Door die kloof wordt ons een beetje het zicht ontnomen op de vele overeenkomsten die er zijn: in thematiek, opbouw en taalgebruik. Menig leesgedicht zou uitstekend als liedtekst kunnen dienen en vele liederen blijven ook in gedrukte vorm zeer genietbaar.
Wat er over poëzie is en wordt geschreven, betreft bijna uitsluitend leespoëzie. Nu is de literaire dichtkunst vaak buitengewoon complex, zodat er ook veel aan te bespreken, beschrijven en bestuderen valt. Maar de vrijwel exclusieve aandacht voor die ene variant komt ook voort uit een statusverschil dat niet helemaal terecht is. Leespoëzie staat zo veel hoger in aanzien dan zingpoëzie, dat de laatste soort bepaald onderbelicht is gebleven.
Vreemd genoeg is dat statusverschil omgekeerd evenredig aan het verschil in bereik: een gemiddeld gedicht wordt door enkele duizenden gelezen, een doorsnee-lied bereikt al gauw een publiek dat tien tot honderd keer zo groot is. Wie zich even indenkt hoeveel gezongen taal wij consumeren - van popsongs tot psalmen en van reclamedeuntjes tot oratoria - zal dat moeten beamen. Reden genoeg dus om in deze kolommen allereerst de zangtaal als onderwerp te kiezen.
Wat is er zo bijzonder aan zangtaal, aan dat Nederlands-onder-denotenbalk? Heel wat. Liedteksten moeten voldoen aan hoge eisen betreffende metrum en rijm. Ritmische oneffenheden zijn minder gemakkelijk glad te strijken dan in gedeclameerde poëzie, met woordverminking en onverstaanbaarheid als mogelijk gevolg. Valse rijmen kunnen, als ze op opvallende plaatsen staan, akelig lang blijven doorklinken. De tekst moet verder zo geconstrueerd zijn dat hij versmelt met de melodie; alle climaxen en accenten, herhalingen en modulaties van de muziek moeten zoveel mogelijk overeenkomen met de tekst. Aan dergelijke voorwaarden zal het Lab ruim aandacht besteden.
Een ander kenmerk van lyriek is het purisme; bijna nergens treft men zo'n hoge concentratie oernederlandse woorden aan. In een liefdesgedicht of -lied zal bijvoorbeeld het woord relatie angstvallig worden vermeden. Het valt uit de toon door zijn Frans-Latijnse herkomst en herinnert bovendien te veel aan het jargon van hulpverleners en praatgroepen. Het is te objectief, te kil om in een lyrische ontboezeming te worden gebruikt. In rijmpositie dwingt het tot introductie van nóg zo'n vreemd -atie-woord, of tot een gekunstelde constructie als op straat zie. Zo zien we dat aan een liedtekst ook bepaalde stilistische eisen worden gesteld.
Het bovenstaande is bedoeld als klein voorproefje van wat u het komende jaar te wachten staat. Het plan is, iedere maand een bericht uit het Lyrisch Lab te doen verschijnen. Uw rapporteurs zijn de pianist-componistcabaretier Pieter Nieuwint en ondergetekende. Wij zullen om beurten onze visie geven en daarbij onderlinge meningsverschillen niet onder stoelen of banken steken.