Keuze in schrijfwijze
De commissie stelt in de inleiding van haar boek terecht dat er weinig eenheid in spelling bestaat in de huidige praktijk. Dit geldt vooral voor namen van en uit landen met een niet-Latijns alfabet. Enkele voorbeelden mogen dat verduidelijken: Sudan naast Soedan (maar nooit Sudaan of Soedaan), Amerika naast Canada, wèl Mozambique (in plaats van ç) maar niét Mozambiek. Naast deze min of meer vernederlandste spellingen bestaan er vele exoniemen (Nederlandse vormen voor buitenlandse namen) zoals Parijs, Berlijn, Frankrijk en Wenen.
Voorts zijn er nog letterlijke vertalingen van buitenlandse namen zoals: Ivoorkust, Genootschapseilanden, Paaseiland, Zwarte Zee, Verenigd Koninkrijk, enz.
Bij namen van talen die ons bekend zijn, geven we de voorkeur aan de oorspronkelijke spelling. Namen uit onbekende talen, met afwijkende tekens of zelfs een heel ander alfabet, veranderen we wèl. Er bestaan twee manieren om deze laatste namen in ons Latijnse alfabet weer te geven: a) transcriptie: een fonetische omzetting die de uitspraak zoveel mogelijk tracht te benaderen: de oorspronkelijke klankvorm van de naam wordt weergegeven volgens onze spellingconventies. Het nadeel van transcriptie is dat van de oorspronkelijke naam in diverse talen diverse woordbeelden in omloop komen, daar de meeste talen een eigen spelling kennen. Het Afrikaanse land Tsjaad wordt dan in het Frans, Duits en Engels respectievelijk gespeld als: Tchad, Tschad, Chad. b) transliteratie: een omzetting van letter tot letter: letterlijk dus, in de meest letterlijke zin des woords. Het voordeel van transliteratie is dat er vaste woordbeelden ontstaan, het nadeel dat men het niet eens is over het systeem van omzetting (de zgn. ‘romanisering’). Op dit nadeel komen we straks terug.
De commissie van het ANP heeft gekozen voor de schrijfwijze via transliteratie en voor overneming van de oorspronkelijke naam, als die van origine al in het Latijnse alfabet geschreven wordt. Dit is mede gebeurd op grond van een uitspraak daarover van de Verenigde Naties. De commissie begrijpt dat het leven vaak sterker is dan de leer. Vandaar dat ingeburgerde exoniemen als Parijs, Londen en Frankrijk gehandhaafd zijn. Nochtans kan de commissie een grote mate van consequentie in het opruimen van exoniemen niet worden ontzegd.
Als de voorstellen algemeen navolging vinden, zou er een grote mate van eensgezindheid in de spelling van de buitenlandse aardrijkskundige namen ontstaan. De commissie beoogt met haar handleiding een zo groot mogelijke eenheid in het woordbeeld. Dit streven staat echter op gespannen voet met de praktische bruikbaarheid voor de uitspraak. De commissie heeft dat ook aangevoeld als zij schrijft: ‘Naast het psychologisch aspect (bereidheid tot aanvaarding van lokale of internationaal gangbare namen) is er een praktisch probleem van technische aard: de uitspraak. Bij de behandeling van de afzonderlijke landen hebben wij daarom waar nodig of wenselijk enige hoofdregels voor de uitspraak van de betrokken taal opgenomen, hoewel dit in strikte zin niet binnen het bestek van dit werkstuk valt. Ons streven is immers uniformiteit van het naambeeld.’