Onze Taal. Jaargang 56
(1987)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
PCUdB■ Ik vraag me weleens af: Wat is de zin van de uitdrukking binnen nu en vier maanden in plaats van binnen vier maanden tout court? ■ Denk niet dat ik ervoor pleit deze constructie uit ons taalbestand te verwijderen; neen, beter is het, waar deze uitdrukking vooralsnog overbodig lijkt, haar voortaan bestaansrecht te verschaffen. ■ Daartoe nodig ik u uit om binnen een half jaar geleden en eergisteren mij de nodige suggesties te doen geworden. ■ Irene Dikkers uit Waalre stuurt ons een uitgeknipte advertentie waarin de Landelijke Specialisten Vereniging om een directie-secretaresse (m/v) vraagt. Ze vraagt zich af of bij de overige secretaressen van het bureau, met wie de toekomstige directiesecretaresse m/v zal moeten samenwerken, ook leuke kerels zitten. ■ Teunis Bunt uit Herveld leest dat de groenteman zijn artikelen per heel kilo op de markt brengt. Zou dit, aldus Teunis, neerkomen op het volle pond? ■ Een lezer die mij ten halve volledig en ten anderen halve in het geheel niet begrijpt: een kolfje naar mijn hand - dat zult u in het algemeen, en de lezer in kwestie (J.J. van der Maas uit Den Haag, tussen twee haakjes) ongetwijfeld ten volle begrijpen. Het gaat over de kwestie van het zeurderige ja, door mij aangekaart in deze kolommen, ik schat ruwweg een half jaar geleden. ■ J.J. van der Maas dus (woonachtig in Den Haag, maar post sturende vanuit Le Dantou: hebt u Onze Taal naar uw vakantieadres laten sturen, of hebt u dit tijdschrift als vakantielectuur meegenomen? - niets anders dan pure nieuwsgierigheid mijnerzijds), u hebt natuurlijk volkomen gelijk als u, mij citerend ‘De zeurderige toon die ik u en hun in de mond heb gelegd’, concludeert dat ik geen enkele objectieve basis heb om de toon waarop het woordje ja in zinnen als boven, ik bedoel als een half jaar geleden, bedoeld, wordt uitgesproken, als zeurderig te kwalificeren, sterker nog, dat het mijn expliciete bedoeling was geweest om u te laten voelen dat mijn volstrekt individuele willekeur weer eens onbehoorlijk de boventoon voerde. ■ ‘Ook hebt u gelijk’, mij (criticasters citerend) alweer citerend, vervolgen deze criticasters, ‘“Ja, hoewel, wanneer terwijl...”, als u opmerkt dat deze drie aaneengesloten voegwoorden slechts op papier bestaan.’ ■ Wat dat betreft heeft u het signaal naar de lezer toe uitstekend opgepakt. ■ En om misverstanden te voorkomen: ik wéét dat de voorgaande zin abject modieus gebrabbel is; dat zeg ik nu maar even, anders moet ik dat over een half jaar ook weer uitleggen. ■ Maar, alle gezeur terzijde, wat ik een half jaar geleden wilde uitleggen, was dat iedereen, ook u en ik, de neiging hebben om, als we mensen citeren aan wier mening of houding of gezicht wij ons ergeren, dat we dan ons citaat dikwijls laten voorafgaan door een ‘Ja’ dat de persoon in kwestie waarschijnlijk niet heeft gezegd. ■ Dit ergert me niet, het valt me alleen op dat het kennelijk verder niemand opvalt. ■ Een wat verlate stapel: Als naast gravengraven graven gravengraven graven, graven, graven graven gravengraven te over. Afkomstig van Marjet en Hans van Cleeff-Schogt uit 's-Gravengrave. Ze hopen met deze natuurlijk klinkende volzin het stapelrecord gebroken te hebben. ■ Eerlijk gezegd hoop ik dat dit record voorlopig niet meer gebroken wordt, want het kopiëren van deze prachtig lopende zin heeft mij enkele minuten gekost. ■ In ieder geval is dat een record. Alweer post uit Den Haag? Nee, Irene A. van Meulenaarsgraf-Nuis meldt dat ik in het juli/augustusnummer haar niet alleen een verkeerde stapel maar ook een verkeerde woonplaats toeschreef. Zij komt niet uit Den Haag, maar uit Apeldoorn. Tweevoudig excuus dus. ■ Ik zal zwijgen als het gravengraf over verdere stapels tot na over binnen pakweg drie nummers nadere informatie van uw kant gekregen te hebben. |
|