wordt ten slotte nog gewezen op de in 1976 herschreven Troonrede van kamervoorzitter Vondeling en taalkundig adviseur Renkema. Die rede was langer dan de oorspronkelijke en bevatte in een groot aantal gevallen een veranderde inhoud.
De heer Lauxtermann kreeg dan ook de volgende antwoorden op zijn vragen (‘volgens slecht gebruik in krom Nederlands’, stelde het Algemeen Dagblad):
1. Ja.
2. Regelmatig wordt door het Genootschap Onze Taal en anderen kritiek geuit op het taalgebruik in officiële stukken, waaronder de Troonrede. Zoveel mogelijk wordt daarmee rekening gehouden. Veranderingen in de tekst mogen echter niet tot onduidelijkheid van de politieke en staatsrechtelijke betekenis van de inhoud van die stukken leiden.
3. De aard van het stuk en de beschikbare tijd maken het niet mogelijk op dit aanbod in te gaan in de vorm, zoals het gedaan is. Wel stel ik mij voor naar de mate van het mogelijke, daar waar zich vragen over de onderdelen van de tekst voordoen, van de kennis van het genootschap, resp. van één van hun neerlandici, gebruik te maken.
4. De opstellers van de Troonrede streven steeds naar een zo goed mogelijk taalgebruik.
Een oplettende verslaggever van het Algemeen Dagblad constateerde in zijn artikel al direct een grammaticale fout in dit antwoord. De oplettende lezer kan daar nog enkele fouten aan toevoegen.
De directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst verklaarde hooghartig dat ‘er helemaal geen tijd is voor discussie met een meneer die pretendeert dat hij het taalkundig allemaal beter weet. Als de regering de Troonrede niet duidelijk vond, liet ze die niet zo de deur uit gaan. Wie de Troonrede niet snapt, moet de volgende dag de krant maar lezen.’ Een woordvoerder van Algemene Zaken voegde daaraan toe: ‘De kritiek van Onze Taal? Die horen we graag... na afloop. En we zullen daar kennis van nemen.’
Kranten spraken in hun commentaar op de afwijzing van ‘de vrees van de regering voor de vele correcties die zouden moeten worden aangebracht’, over ‘de arme Koningin die wordt opgescheept met een tekst die taalkundige correctie weer node zal ontberen’, en over ‘het joviale aanbod om van de warrige Troonrede een waardige te maken.’ ‘De armoedige argumenten waarmee het aanbod wordt afgeslagen sturen de neerlandici en de Nederlanders het Haagse Bos in.’ Commentaar hierbij is overbodig.
Het genootschap wacht de praktische afspraken af die het ministerie wil maken om in ‘specifieke gevallen’ gebruik te maken van de diensten van de Taaladviesdienst.