Taalverandering
Er zijn twee groepen van krachten die aan elke taalverandering ten grondslag liggen.
1. Sociale, maatschappelijke krachten, die steeds wijzigen. De explosieve uitbreiding van de woordenschat, vooral in deze eeuw, is een weerspiegeling van de materiële veranderingen, uitvindingen en nieuwe geestelijke stromingen. Meestal verzetten de taalgebruikers zich niet of nauwelijks tegen die nieuwe woorden. Ze zijn immers nodig. Eén duidelijke uitzondering bevestigt deze regel. Een groot aantal lezers verafschuwt het woord yuppie: ‘een eng woord voor een nog enger soort mens’.
2. Krachten die constant blijven en die vrijwel steeds psychisch of fysiek van aard zijn. Die psychische en fysieke krachten staan soms diametraal tegenover elkaar en zijn in een voortdurend gevecht met elkaar gewikkeld (zie bijvoorbeeld: b. en c.).
a. Een belangrijke psychische kracht die de taal beïnvloedt, is de ethiek. De meeste eufemismen kunnen op rekening van deze tendens geschreven worden. Een woord wordt vervangen door een ander omdat het object waarnaar het ‘verwijst’ ons ethisch bezwaart. Een gekkenhuis wordt achtereenvolgens: krankzinnigengesticht, gesticht, inrichting, psychiatrisch ziekenhuis en ten slotte psychiatrisch centrum. Kenmerk van deze groep is dat er voortdurend nieuwe eufemismen gezocht moeten worden: het object blijft steeds op ons geweten drukken, of we het nu gekkenhuis of psychiatrisch centrum noemen. Zo werd de plee van vroeger watercloset, w.c. en vervolgens toilet of omschrijvingen als zich even terugtrekken en handen wassen. Alleen de adel en wat daartegenaan zit, bleef plee zeggen. Hieruit mag niet de conclusie worden getrokken dat de adel geen moraal heeft.
De groep gekkenhuis c.s. behoort tot de eufemismen van de goede bedoelingen. Hieraan stoort de taalgebruiker zich niet. Zijn wrok richt zich tegen de eufemismen van de kwade bedoelingen: de broekriem aanhalen, selectieve krimp en groei, kortingen op de salarissen, ufslankingsoperaties. Ze zijn bestemd om de burger zand in de ogen te strooien: ‘Het is allemaal niet zo erg, beste mensen, we slanken gewoon wat af. En slank is mooi.’ Politici zeggen nooit meer iets toe, bang als ze zijn om een verkeerde beslissing te nemen. Nee, ze ‘eufemeren’ dat tot: ‘dat nemen we mee’. En: ‘tot zover kan ik met u meegaan’, wat betekent ‘er deugt niets van wat u zonet hebt gezegd, maar wat volgt slaat helemáál nergens op’.