| |
| |
| |
Voornamen in Baarn
R. Roos-Rosius - Amersfoort
In het oktobernummer van vorig jaar werd aandacht besteed aan modes in voornamen. In dit artikel wordt ingegaan op de motieven die ouders leiden bij de voornaamkeuze. Hopen ze op een erfenis of op een lang leven voor hun kind? En in hoeverre zijn deze motieven de afgelopen twintig jaar veranderd?
Wordt u Hans genoemd? Heet u Peter? Is uw roepnaam Marian, of luistert u naar de naam Sandra? Deze voornamen scoorden hoog in mijn onderzoek naar enkele aspecten van verandering in voornaamgeving op een middelbare school in Baarn, het Baarnsch Lyceum.
Ouders hebben alleen de mogelijkheid iets van zichzelf in te brengen bij de voornaam van hun kind; de achternaam staat immers vast. De Vlaamse taalkundige Leys stelde dat de voornaam het karakter van een wens heeft: hij wordt als gunstig teken door de ouders aan het kind meegegeven. In de voornaam drukken de ouders uit hoe ze het kind, en daarmee zichzelf, zouden willen zien. De voornamen van de kinderen hebben dus zowel een zelfidentificerende als een zelfevaluerende functie.
| |
Voor ouders of carrière?
Wat kunnen ouders met hun naamkeuze uitdrukken? Ik zie ten minste drie mogelijkheden. Ze kunnen ten eerste hun verbondenheid met (voor)ouders tot uitdrukking brengen door hun kind naar hen te vernoemen. Ten tweede kunnen ze zich ook op de toekomst richten: welke naam draagt het meest bij tot een brede maatschappelijke aanvaarding en een voorspoedige carrière van mijn kind? Dat kan dan in onze multinationale samenleving leiden tot een buitenlandse naam. De derde mogelijkheid is een compromis tussen de twee vorige: het moderniseren van een ‘ouderwetse’ Hollandse voornaam. In mijn onderzoek in Baarn ben ik uitgegaan van het gebruik van deze drie strategieën.
In dit artikel ga ik in op de roepnamen van twee groepen leerlingen van het Baarnsch Lyceum. De beide groepen verschillen gemiddeld twintig jaar. De oudste groep bestond uit 340 jongens en 331 meisjes, geboren tussen 1947 en 1953, richtingen gymnasium, MMS, HBS-A en -B, en de andere groep uit 518 jongens en 456 meisjes, geboren in de jaren 1967 t/m 1973, richtingen ongedeeld VWO en HAVO. De gegevens van de jongste groep verkreeg ik door het laten invullen van een formulier ‘Hoe heet je en weet je waarom je zo heet?’, waarin onder andere gevraagd werd naar het geslacht, naam/namen bij de burgerlijke stand, roepnaam, en naar de motieven waarom ze zo genoemd waren. De respons hierop bedroeg ruim 90%. Van de andere groep vergeleek ik de officiële namen op de eindexamenlijsten met de roepnamen in de cartotheek.
De resultaten zijn uiteraard niet representatief voor de Nederlandse bevolking. Het Baarnsch Lyceum had in de jaren vijftig voornamelijk leerlingen uit de hogere sociale geledingen; een tijdlang had de school zelfs een koninklijk imago, waardoor er - ook wat de naamgeving betreft - misschien een invloed op anderen van uitgegaan is.
| |
Vernoeming
Vernoeming is het ontlenen van een voornaam aan een andere persoon. In mijn materiaal kwamen de volgende mogelijkheden voor: namen van personen met een sterke symboolfunctie; denk bijvoorbeeld aan Joeri, naar Joeri Gagarin, de eerste astronaut, Paul, naar Paus Paulus, en voor de oudere lezers een symboolnaam uit de Tweede Wereldoorlog: Wilhelmina. Als tweede, bekende persoonlijkheden zoals filmsterren: Doris (Day), Orson (Welles), Jean-Paul (Belmondo), Audrey (Hepburn); een wielrenner: Raymond (Poulidor); musici: Lennaert (Nijgh), Oscar (Peterson), Maurice (Chevalier), Martine (Bijl); en als laatste mogelijkheid vorstelijke personen: Soraya en Willem Alexander.
Verreweg de belangrijkste soort vernoeming is en blijft ‘Nachbenennung’, de vernoeming naar familie. Rond 50% van de jongens en de meisjes was naar familie vernoemd. Wel kwam het vaak voor dat kinderen, behalve het verplichte ‘vernoemingsnummer’, ook nog een of meer ‘vrije’ namen kregen. De eerste naam was dan een ‘mode-naam’, die bij voorkeur de roepnaam werd. Demografisch gezien worden de gezinnen kleiner, vandaar vermoedelijk dat er ook samenstellingen gevormd worden door twee familieleden in één voornaam onder te brengen: de oma's Dinie en Gera in Geraldine; de opa's Sietse en Dik in Siddi.
Waarom bestaat vernoeming? We weten het niet. Moet men een verklaring zoeken in het emotionele vlak, het verlangen van de grootouders om in hun naam door te leven? Stond het geldelijke belang op de voorgrond of
| |
| |
gebeurde een en ander vrijwillig, uit een gevoel voor traditie? Hoe sterk grootouders op vernoeming kunnen staan, blijkt uit de volgende ontboezeming van een jongen uit 1968: ‘Grootvader stond op vernoeming, anders zou hij me nooit meer willen zien.’ En een meisje uit 1972 deelde mee: ‘Dat moest wel, want als ik niet naar m'n oma vernoemd werd, werd ze boos.’ In een fraaie volzin zegt een jongen die in 1967 geboren is: ‘Mijn eerste twee namen zijn niet vernoemd, doch ingegeven door het persoonlijk verlangen mijner ouders, het kind te noemen naar een gewenste levensinstelling.’ Allard (‘sterk door adel’).
Een hoofdstukje apart vormen de buitenlandse kinderen. Die dragen over het algemeen namen uit hun eigen land. Door bijvoorbeeld Chinese kinderen werd expliciet vermeld waarom: ‘Dat hoort bij Chinese families: aan Lan kun je zien tot welke generatie je behoort.’ Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de ouders ver van huis toch iets van thuis en van hun nationaliteitsbewustzijn willen vasthouden.
Baarnse top-vijf van voornamen
|
|
Jongensnamen |
|
|
1947-1953 |
1967-1973 |
1. |
13 × Hans |
10 × Maarten, Marcel, Peter, Remco |
2. |
11 × Jan |
9 × Jeroen, Paul |
3. |
9 × Rob |
8 × Bas, Mark, Martijn |
4. |
8 × Jaap |
7 × Robert |
5. |
7 × Peter |
6 × Alexander, Arjan, Marco, Richard |
|
Meisjesnamen |
|
|
1947-1953 |
1967-1973 |
1. |
8 × Marian |
13 × Sandra |
2. |
5 × Annemarie, Ineke, Joke, Marjan |
12 × Barbara |
2. |
4 × Ellen, Marijke, Nelleke |
9 × Monique |
4. |
3 × Agnes, Anja, Anke, Annemieke, Corrie, Els, Ingrid, Karin, Liesbeth, Marianne, Marja, Marjolein, Marleen, Monique, Sonja |
8 × Petra |
5. |
- |
7 × Daphne |
| |
Modernisering
Om duidelijk te maken wat modernisering is, geef ik eerst een paar voorbeelden: Jannetje wordt Janine, Bep wordt Bertine, Christina Christianne, Johanna Jolande, Bets Liesbeth en Catharien Karin. Bij de jongensnamen wordt Jacob Jacques, Adriaan Arjan en Marten Martijn.
Over deze voorbeelden valt het een en ander op te merken. De meisjesnamen worden verfraaid: er wordt een buitenlands tintje aan gegeven, de verkleiningsuitgang -tje verdwijnt en sommige namen worden langer. Bij de jongensnamen zie je slechts variaties op een stramien.
Hoe valt het fenomeen modernisering te verklaren? Een grond zou kunnen zijn dat je je kind niet wilt opzadelen met een naam die gegrinnik teweegbrengt, of zelfs regelrechte hilariteit. Dat is nogal eens het geval bij traditionele vernoeming, bijvoorbeeld als opa Zuidbertus heette, of oma Grietje. Dat maakte vroeger niets uit; voornamen waren immers alleen voor intimi en niemand anders behoefde zo'n rare naam te weten. In de laatste decennia veranderde dat. Het openbaar gebruik van voornamen raakte - onder Amerikaanse invloed - in de mode, zowel in de media, in het zakenleven, als in het normale verkeer. (Kennen wij niet van elke minister uit het kabinet Lubbers- II de voor- en achternaam? Dat was twintig jaar geleden ondenkbaar. Marga Klompé bracht destijds in het ministeriële gezelschap een kleine revolutie teweeg door het gebruik van voornamen tussen de ministers onderling in te voeren.) Ouders houden hier, misschien onbewust, rekening mee. Dit zou als verklaring voor het feit kunnen gelden dat verkleinwoorden minder worden gebruikt dan vroeger en slechts voorkomen in de huiselijke kring, bij koosnaampjes.
| |
Buitenlandse namen
Wat is een naam van buitenlandse origine en welke naam is puur van Hollandse bodem? Als scheidsrechter werd het Woordenboek van voornamen van J. van der Schaar genomen. De vraag was of er iets van de twintig jaar maatschappelijke veranderingen in Nederland te traceren viel in de voornaamgeving. Zijn wij niet geëvolueerd van een gesloten-standenmaatschappij, waarin heren hoeden droegen en arbeiders petten en iedereen zijn plaats moest weten, naar een open maatschappij? Twintig jaar geleden haalde een arbeider het niet in zijn hoofd om zijn dochter Laetitia te noemen. De democratisering van het onderwijs heeft ertoe geleid dat er een categorie kinderen op school kwam waarvan de ouders veel eerder geneigd waren af te wijken van de traditionele wijze van naamgeving ten gunste van allerlei modieuze, meestal buitenlandse namen. Wat bleek? Nederlanders geven steeds meer namen van buitenlandse oorsprong aan hun kinderen. Bij de jongensnamen ging het aandeel buitenlandse namen van 14,8% in de groep 1947-1953 naar 17,3% in de groep 1967-1973. De buitenlandse meisjesnamen laten een forsere groei zien: van 30,0% naar 54,6%. Dit is een illustratie van het feit dat ouders aan hun dochters makkelijker een minder traditionele naam geven (een groei van 24,6%) dan aan hun zonen (slechts 2,5% meer).
Uit welke landen komen die namen? Bijna alle namen zijn van Europese origine, met een voorkeur voor namen uit het Engels (Sandra, Linda) en het Frans (Chantal, Daniëlle, Monique). De twee onderzochte perioden wijken in dit opzicht niet van elkaar af. Aan een verklaring waarom juist Europese namen de voorkeur krijgen, zou ik me niet willen wagen; hoogstens zou ik willen aanvoeren dat
| |
| |
wij de meeste prikkels uit de westerse wereld ontvangen: Frankrijk heeft heel lang een stempel op onze cultuur gedrukt, ook wat de naamgeving betreft, en die invloed verdwijnt niet snel. In de laatste decennia krijgen wij onze impulsen hoofdzakelijk uit de Anglo-Amerikaanse wereld.
| |
Conclusies
Het meest opvallende en zeer interessante gegeven dat uit het materiaal van de groep 1967-1973 te voorschijn kwam, was dat vernoeming naar familieleden, geheel tegen de verwachting in, zo hoog scoorde. Dat meisjesnamen moderner zijn en dat de jongens traditionelere namen dragen, wekt minder verwondering; behoudendheid en stamhouderschap zullen hierbij ongetwijfeld een grote rol spelen. Wel is er sprake van een zekere verarming bij de meisjesnamen: voor een groter aantal leerlingen in de groep 1967-1973 werd uit relatief minder namen gekozen. Dat de buitenlandse namen komen opzetten, vooral onder meisjesnamen, valt te verklaren uit het feit dat ouders eerder geneigd zijn meisjes een minder traditionele naam te geven. Een grappig detail is tot slot dat jongens kortere namen dragen dan meisjes. Ook is het interessant om te zien dat de roepnamen van zowel jongens als meisjes langer zijn geworden: de jongensnamen uit 1947-1953 hadden gemiddeld 1,51 lettergreep en gaan naar 1,87 in 1967-1973. Voor de meisjes is dit gemiddelde van 1,87 lettergreep per roepnaam naar 2,58 gegaan.
Dit alles maakt mij nieuwsgierig naar de trends en tendenzen die in de komende jaren op het gebied van voornaamgeving te zien zullen zijn. Stabiel blijft vermoedelijk vernoeming, al dan niet in een ‘gemoderniseerde’ vorm. Beïnvloeding, op welke manier dan ook - hierbij denk ik aan een rage zoals de ‘oudhollandse golf’ die een tijdje geleden door Nederland trok - zal altijd een rol blijven spelen.
|
|