Onze Taal. Jaargang 56
(1987)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
PCUdB■ We beginnen weer eens met een correctie. ■ Zonder tussen zien en blijven, durven toe te voegen, heb ik in het aprilnummer het infinitievenrecord van de heer Zeiler op twaalf vastgesteld. ■ Bij dezen is de fout hersteld. ■ Gelukkig is er een nieuw record gevestigd, en wel door de heer Sterenborg. ■ Zestien infinitieven achter elkaar in de zin ‘Eigenlijk zouden jongelui die wensen dat later hun kinderen elkaar helpen de zin ik zou jou wel eens hebben willen kunnen zien durven blijven staan helpen duwen gaan leren opdreunen, moeten kunnen laten zien dat dat zin heeft.’ ■ Alhoewel de eigenlijke inzendtermijn voor de prijsvraag verstreken is, toch nog achteraf een woord van waardering voor dit taalbouwsel. ■ Misschien dat sommigen als bezwaar zouden aantekenen dat de zin een klein beetje geconstrueerd aandoet, niet helemaal direct uit het leven gegrepen dus,... ■ ‘Ja,’ hoor ik dezulken al zeggen, ‘hoewel wanneer terwijl men spreekt men tevens in het achterhoofd het streven naar een fraaie zin blijft houden men licht tot onnatuurlijk taalgebruik kan vervallen moet er toch een minimum aan levensechtheid in zitten,’ en ■ ‘ja,’ vervolgen deze criticasters, ‘hoe iemand het bestaat om jongelui te laten bestaan die wensen hebben met betrekking tot nog niet bestaande kinderen in verband met tot dusverre niet bestaande zinnen is ons niet duidelijk.’ ■ Natuurlijk geven wij dezelfde zulken volledig ongelijk (of moet ik zeggen dezulke zelfden? - het is maar een vraag). ■ En dat liet zozeer omdat zij zich zelve ook schuldig maken aan onnatuurlijk taalgebruik, want dat is hun schuld niet, uiteindelijk leg ik hun die woorden in de mond. ■ Evenmin val ik erover dat ze ten onrechte denken dat een zin die nog nooit door iemand is uitgesproken ook in werkelijkheid niet zou bestaan. ■ Ik wil nu eenmaal geen voer voor taalfilosofen leveren. ■ Nee, wat mij echt ergert, kan ik u niet beschrijven, maar dat is vooral dat zeurderige toontje waarop tweemaal het woordje ja wordt uitgesproken. ■ Ik realiseer me nu dat het voor de eerste maal in de geschiedenis is van deze rubriek dat deze auteur er zijn mishagen over moet uitspreken dat er geen cassettes bij dit blad geleverd worden. Het geschreven woord schiet te kort om te vertellen wat ik u wil vertellen. ■ ‘Ja,’ zegt u nu op dit zelfde zeurderige toontje dat ook de oppositie van de heer Sterenborg bezigde, ‘dat is me ook wat moois, waarom probeert gij iets uit te leggen wat onexplicabel is?’ ■ Omdat ik het niet kan laten. ■ Omdat ik u op een taaltruc wil wijzen die ik op de criticastersoppositie en op u heb toegepast en die u natuurlijk al lang hebt doorzien: noch u noch de eerder geciteerden hebben het woordje ja op de zeurderige toon gebezigd die ik u en hun in de mond heb gelegd. ■ En dat is juist de truc: als wij zogenaamd ‘letterlijk’ woorden citeren (in de gesproken taal) van iemand die ons niet aanstaat, dan laten wij dat citaat voorafgaan door een zeurderig ja en doen net alsof de persoon dit zo gezegd heeft. ■ Ik denk er toch maar over om een paar citaten van geciteerde citeerders op de band vast te leggen en het materiaal ter beschikking te stellen van iedereen die meent dat hij of zij nog wel een paar gore taaltrucs kan gebruiken. ■ Een paar jaar geleden heb ik in deze kolommen de discussie geopend over herkomst en gebruik van het telwoord tig. ■ Bij het bestaan van dit woord had ik me alweer neergelegd, maar nu verschijnt in het Algemeen Dagblad van 29 januari een advertentie waarin gevraagd wordt naar tig lassers om duplex materiaal in Noorwegen te bewerken. ■ Dank aan de heer of mevrouw Hoekstra voor het signaleren. ■ Als tig hier gebruikt wordt in de betekenis waarin ik het tot nu toe heb horen gebruiken (‘het is niet belangrijk hoeveel, maar in elk geval onoverzichtelijk veel’), dan is dit wel een zeer eigenaardige advertentie. ■ Wat denkt u van de zin Annelies en haar staf zijn er alles aan gelegen om u ook eens iets anders te laten proberen? ■ Is dit gewone slordigheid, of het zoveelste symptoom van het verdwijnen van het meewerkend voorwerp in het Nederlands? ■ Ik moet van het hart dat ik M. Dommisse uit Arnhem voor het signaleren erkentelijk ben. |
|