Onze Taal. Jaargang 56
(1987)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alledaagse valse munt
|
51. | aanwijzigingen (aanwijzingen) |
52. | accoustiek (akoestiek) |
53. | blote voetendokter (blotevoetendokter; zo ook Rode-Kruisziekenhuis, lange-afstandloper) |
54. | chaperonne (chaperon) |
55. | episch centrum (epicentrum; namelijk van een aardbeving) |
56. | er vanaf geweken (ervan afgeweken) |
57. | er vanuit gegaan (ervan uitgegaan) |
58. | fotograven (fotografen) |
59. | gecrashed (gecrasht; zo ook gecheckt, gedoucht, gemixt) |
60. | geshockeerd (gechoqueerd) |
61. | in het gevlei komen (in het gevlij komen) |
62. | van goede huize (van goeden huize; zo ook te mijnen behoeve, van koninklijken bloede, in allen gevalle) |
63. | handelswijs (handelwijs) |
64. | in tact (intact; d.w.z. ‘onaangeroerd’; vergelijk inactief incompleet, indiscreet) |
65. | emaille (email; de geëmailleerde pan (geen emaille pan) heeft een laag email) |
66. | minitieus (minutieus; heeft te maken met minuut en diminueren, ook wel, maar minder, met mineur en minimum) |
67. | oh (o; aanstellerij van het type quartz) |
68. | sneedje (sneetje; verkleinwoord van snee; vergelijk laatje en chocolaatje) |
69. | stylist (stilist) |
70. | waranda (veranda; een warande is een park) |
Emstedèm en Ze-heek
P. Bierman - Wageningen
In nummer 2/3 schreef drs. A.S. Vader op blz. 22 onder meer dat bij gebruik van buitenlandse woorden vaak gewichtigdoenerij in het spel is. Ik ben blij dat hij daarbij het woord vaak gebruikte en niet altijd, want ik ben van mening dat een enkele keer zo'n woord precies weergeeft wat je bedoelt, terwijl je in ‘puur Nederlands’, om nauwkeurig en genuanceerd weer te geven wat je bedoelt, een reeks van woorden nodig zou hebben (voorbeeld: consciëntieus).
‘Zo ook bij radio en televisie’, aldus Vader, ‘waar afkortingen worden uitgesproken als sie-ai-ee, es-die-ai, ja zelfs tie-dubbeljoe-ee, terwijl de spreker toch weet dat alleen Nederlanders naar hem luisteren.’
Ik heb eens aan een vooraanstaand en kundig (muziek)programmaleider van Radio 4 gevraagd om welke reden hij het altijd had over ie-em-aai en aar-sie-ee, maar dat hij dee-gee-gee op zijn Hollands uitsprak. Hij antwoordde dat hij zich daarvan niet bewust was (‘iedereen zei het zo’), maar dat hij zijn leven zou beteren. En inderdaad hebben we sedertdien het genoegen hem ‘gewoon’ ee-em-ie en er-see-aa te horen zeggen.
Ik zou het op prijs stellen als iemand mij de reden voor of oorzaak van deze, in mijn ogen wat serviele houding tegenover buitenlanders, duidelijk zou willen maken. Als ik eenmaal begrijp hoe het komt dat, respectievelijk waarom bijvoorbeeld Amsterdams eigen burgemeester, als hij in zijn eigen stad buitenlanders toespreekt, het heeft over èmste-dèm en anderen in vergelijkbare situaties ze-heek zeggen of rodde-dèm of joe-trek(t), zal mij dit misschien verzoenen.
Merkwaardige landmaat
P.H. van Terwisga - Vlieland
In de stukjes die ik in Onze Taal over landmaten las, miste ik tot nu toe de vlaktemaat seuveschèpelsoad. Deze staat voor het grondoppervlak dat met zeven schepels vol (een schepel is een brede, diepe, houten graanschop) zaad (= rogge) dient te worden bezaaid. In de omstreken van Deutekom (Doetinchem) komt dat overeen met een hectare, maar in Ruurlo schijnt de grond droger te zijn, zodat men daar minder dicht moet zaaien, en dus minder zaad kwijt kan op 1 ha land. De vaststaande vlaktemaat wordt daarom gecombineerd met een veranderlijke inhoudsmaat - vier of vijf schepels zaad - maar het resultaat wordt wel als een en dezelfde vlaktemaat gebruikt, dus als 1 ha, voor zover mij bekend zelfs ook in een meervoudsvorm.
Het metrieke stelsel is dus nog niet overal gangbaar! Ik koop ook nog steeds twee- en drieduims spijkers, en de slaggaard (peilstok) is nog altijd in voeten verdeeld, al zegt Van Dale dat de onderverdeling in lengtes van twee decimeter is aangegeven. Maar drie voet is nog altijd (ongeveer) een meter. En de gepeilde waterdiepte werd (althans in mijn jeugd) in voeten uitgezongen, zodat de schipper het goed kon horen!
Jongens
Mevr. mr. F.J. Houwing - Leiden
Met volledige instemming las ik het stukje Man van A.W. van der Kooij uit Spijkenisse in Onze Taal 2/3, blz. 31.
Mij schiet te binnen hoe ik, en met mij zeker nog anderen, vaak de groet bezig Dag jongens of Jongens tot morgen, wanneer ik een groepje secretaresses op kantoor verlaat.
Discriminatie van het vrouwelijk geslacht? Dat niet. De term jongens gaat mij alleen beter af dan te zeggen Dag meisjes.
Spelengspeesjaliste
Georges Scherps - Mechelen
Iedereen heeft wel eens moeilijkheden met de functies van zijn eigen lichaam, en velen van ons krijgen wel eens met het gerecht te maken. In zulke omstandigheden vinden we het heel normaal een beroep te doen op een specialist: een dokter, een advocaat. Maar als er sprake is van spelling, meent iederéén specialist te zijn.
De periode van de vorige spellingwijziging, die resulteerde in het Groene Boekje, heb ik meegemaakt als jonge germanist, en ik herinner mij nog goed wat voor een onzin veel mensen toen gespuid hebben, zelfs mensen die op andere gebieden blijk gaven van nuchter, wetenschappelijk denken. Nu begint dat geleuter opnieuw: nauwelijks heeft de Taalunie aan J. de Rooij opdracht gegeven even het terrein te verkennen, of de ‘specialisten’ klimmen in het zadel, klaar voor de strijd.
We kunnen weer de twee uiterste stellingen verwachten. Aan de ene kant de conservatieven: handen af van onze spelling, want als we die wijzigen, verminken we onze taal; en aan de andere kant de radicalen: we moeten anders over onze spelling gaan denken en we moeten maar schrijven wat we horen, à la J.L. Rijsdijk (Onze Taal nummer 2/3, 1987, blz. 32): mem bet, ik cha, ik hep twee honde en nege kate. Mochten al die schoenmakers nu toch maar eens bij hun leest blijven! Grote talen als het Engels en het Frans schijnen geen last te hebben van die spellingkriebels waar wij om de dertig jaar door geteisterd worden. En de Engelsen en de Fransen begrijpen elkaar ook als zij schrijven, en of zij meer fouten maken dan wij valt nog te bewijzen.
Maar als wij zo nodig weer eens met onze spelling moeten gaan knoeien, laten we dan haar lot in handen leggen van een beperkte groep docenten (van onderwijzers tot professoren, maar vooral onderwijzers) en taalkundigen, en laten we dan stilletjes gaan zitten bidden.