Onze Taal. Jaargang 56
(1987)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdTaal interpreteren
| |
[pagina 35]
| |
genschappen van de taal in zo'n fragmentje bepalen de interpretatie? De Groningse taalbeheerser Ensink heeft zich die vraag gesteld en een proefschrift over die interpretatieaanwijzingen (ofwel contextualisation cues) geschreven.Ga naar voetnoot1 Ensink selecteerde fragmenten van ongeveer twee minuten uit radio- en televisieprogramma's en uit eigen bandopnames. Daar maakte hij verschillende versies van, waaronder ook een uitgeschreven versie die woord voor woord of zin voor zin aangeboden kon worden. Proefpersonen moesten zeggen wat ze eruit konden opmaken. Alles wat ze zeiden, werd opgenomen en geanalyseerd. Omdat dit een uitermate bewerkelijke methode is, moest Ensink ‘bezuinigen’ op zijn proefpersonen: slechts 22, waarvan de meesten student.
Er blijken twee manieren van interpreteren te zijn. De eerste komt neer op het in snel tempo verzinnen van zo veel mogelijk interpretaties in de hoop dat één ervan wel raak zal zijn. De tweede strategie is een interpretatie kiezen en deze zo lang mogelijk vasthouden. Zo gauw in een fragment het woord compositie valt, meent de proefpersoon dat het fragment over muziek gaat. De rest van het fragment wordt dan in dit muzikale kader gewrongen, hoe onwaarschijnlijk dat ook uitpakt. Vooral de laatste strategie maken we mee in het dagelijkse taalgebruik. Hoe vaak niet zien we misverstanden ontstaan doordat de hoorder hardnekkig vasthoudt aan een eerste interpretatie? Ook op dit terrein heeft Ensink zich bewogen. In een artikel stelt hij een indeling van misverstanden in gewone gesprekken voor.Ga naar voetnoot2 Hoewel Ensinks onderzoek wordt ondersteund door de laatste Amerikaanse snufjes, gaan zijn observaties niet veel verder dan die in Stutterheims Taalbe-schouwing en taalbeheersing.Ga naar voetnoot3 Dat smijdig geschreven boekje gaat eigenlijk net zo goed over interpretatieproblemen, al waren Stutterheims fragmenten gedichten, en zijn proefpersonen kandidaten voor het eindexamen. Een moderne onderzoeker kan ongetwijfeld veel kritische kanttekeningen bij de werkwijze van Stutterheim plaatsen. Toch lijkt Stutterheim meer inzicht te bieden in interpretatie en de mislukking daarvan dan Ensink. Tot slot nog een verbazend resultaat uit Over Interpretatie. Ensink heeft geen aanwijzingen gevonden dat verschillende bevolkingsgroepen verschillend interpreteren. In het bijzonder zijn niet-gestudeerde proefpersonen pakten hun taak niet wezenlijk anders aan dan de studenten. Dat is verbazend omdat iedereen dagelijks grote verschillen op dit punt kan waarnemen. Neem bijvoorbeeld een meester in de interpretatie: Remco Campert. Zijn verhaaltje Corn-chips bestaat uit de volgende eerste zin. ‘Heeft u van die corn-chips, of hoe heten die dingen? vroeg een nette meneer die voor mij in de nette kruidenierszaak stond.’
De rest van het verhaaltje is een beredeneerde interpretatie van dit ene fragment. Het beroep, de gezinssamenstelling en geestelijke gesteldheid van de nette heer worden eruit afgeleid, alsmede de motieven die hij gehad zal hebben om zijn bestelling zo te plaatsen. En dan gaat het er nog niet eens over, wat Sherlock Holmes, inspecteur Clouseau, Hercule Poirot en collega's met een contextualisation ‘clue’ weten aan te vangen. |