Ontsierende uitdrukkingen
De nieuwe werkgroep besloot om evidente redenen uit te gaan van de Nederlandse NEN 5050 en die basis aan te vullen met benamingen en uitdrukkingen die blijkbaar geen moeilijkheden opleveren in Nederland, maar die de Belgische overheid en het Vlaamse bedrijfsleven ontsieren.
Uit de inleiding tot de nieuwe Belgische norm NBN X04-001 (1986) Nederlandse woordenlijst voor bedrijf en techniek met taalkundige aanwijzingen citeer ik een paar korte passages.
De werkgroep is uitgegaan van de gedachte dat Nederlanders en Vlamingen dezelfde taal gebruiken en dat het niet wenselijk is varianten te propageren. Dat zou immers juist in strijd zijn met het doel dat hij zich had gesteld: normaliseren. (...) Waar hem dat nodig leek, heeft hij de in de NEN 5050 aanbevolen woorden met in België ook, of meer, gangbare synoniemen uitgebreid. (...) Overigens heeft de werkgroep de Nederlandse lijst ook in ruime mate aangevuld met woorden die in Belgische technische en bedrijfsmilieus nogal eens verkeerd of te onpas worden gebruikt.
Aan de originele 1200 lemma's van NEN 5050 zijn zowat 350 nieuwe lemma's toegevoegd (na schrapping van circa vijftig lemma's die alleen de spelling betroffen en waarvoor het woordenboek of de officiële woordenlijst uitsluitsel geven).
De aanvullingen vallen grofweg in vier categorieën uiteen: germanismen, amper 2%; anglicismen, ca. 8%; gallicismen, ca. 35% en wat ik flandricismen zal noemen, ca. 55%.
Germanismen zijn van oudere oorsprong; nieuwe komen amper voor. Zij leiden echter een taai bestaan. Zo zeggen en schrijven de Vlamingen experten in plaats van experts, vermoedelijk uit angst voor het gallicisme. Zo ook zijn mecanieker en elektrieker hier nog algemeen gangbaar. Toegevoegde anglicismen zijn veelal onveranderde Engelse woorden: full scale, gasoil, hydrofoil, procedure (voor handelwijze), enz. Maar er zijn ook vernederlandste anglicismen die moeilijk uitroeibaar blijken: kost voor kosten; reconversie voor omschakeling; testen voor beproeven of toetsen, enz.
Het Engels levert dagelijks nieuwe begrippen, die niet of moeilijk meteen correct vertaald worden. Een typisch voorbeeld is quality assurance. De werkgroep heeft geopteerd voor kwaliteitsborging of kwaliteitsgarantie. Een collega die actief is op dat gebied, bezigt al geruime tijd kwaliteitszorg.
Groot was mijn verwondering over de keuze die in de nieuwe druk van NEN 5050 is gemaakt:
kwaliteitsbeheer(sing).
Kunnen wij ons een beter voorbeeld indenken bij de reden waarom normalisatie nodig en zelfs onontbeerlijk is?