Taalbloempjes
P.M. de Bruijn - Breda
De taal der sprekers kent bloempjes die de schrijftaal niet kent. Meer dan eens sprak een bekend politicus een zin uit als: ‘Het mag niet tot een confrontatie komen tussen de kamer en tussen de regering’. Hij doelde daarbij niet op gekrakeel tussen kamerleden onderling, parallel aan het op de vuist gaan van ministers met elkaar. Dit repeteren van tussen heb ik altijd beluisterd bij het toespreken van een grotere of een kleinere menigte. In een gesprek van man tot man - pardon van mens tot mens - komt het bij mijn weten niet voor.
Hussen, hussen met je neus d'r tussen. Een rijmpje uit mijn jeugd, waarbij ik de betekenis ervan niet kennende iets obsceens vermoedde. Omdat weten beter is dan vermoeden, pakte ik het woordenboek erbij. Van Dale 11 (1984) geeft op blz. 1146 bij hussen: zie huisen. Maar huisen kan ik niet zien, want dit lemma komt niet voor in de elfde uitgave. Hoe droef is de tijd waarin zelfs Van Dale niet meer is wat hij was. Gelukkig was mijn Van Dale achtste uitgave (1961) niet geofferd aan oud papier en vond ik daarin op blz. 827 bij huisen: ‘(Zuidn.) ophitsen, aanhitsen’.
Is de taal der prominenten een taal apart? Onlangs hoorde en zag ik op de televisie een politicus zeggen: ‘Ik vind dat we in een tijd, wat moeilijk is, de mensen iets moeten gunnen.’ De dag daarna hoorde ik tijdens de televisieuitzending Het Capitool: ‘Op de manier wat mijnheer X gezegd heeft.’ Het husselen met dat, wat en die is niet voorbehouden aan prominenten die spreken in het openbaar. Dit gebruik is wijdverbreid in de spreektaal bij laag en bij hoog. Het sluipt zelfs af en toe al de kolommen der kranten binnen.