Onze Taal. Jaargang 55
(1986)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P t/m T zijn in dit voorbeeld mogelijke uitkomsten van de regeling. Aan de hand van deze mogelijke uitkomsten kan de tabel als volgt gereduceerd worden:
Bovenstaande tabel kan gebruikt worden voor het bepalen van de volgorde van instructies. Uit deze tabel blijkt namelijk welke vragen door het grootste aantal personen beantwoord moeten worden: dat zijn de vragen die in geen enkele situatie irrelevant zijn (waarvan de kolom in de tabel geheel gevuld is). Met een van deze vragen moet daarom begonnen worden (in het voorbeeld is dat A of B). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ComplicatiesIn sommige gevallen geeft de bovengenoemde methode geen uitsluitsel, bijvoorbeeld wanneer er meer vragen zijn die door alle gebruikers beantwoord moeten worden. Voor dergelijke gevallen werken Jansen en Steehouder verschillende verfijningen uit, die vaak veel reken- en denkwerk vereisen. We zullen hier niet alle formules herhalen, maar ons beperken tot een eenvoudig voorbeeld. Stel, alle gebruikers moeten twee vragen beantwoorden: (1) bent u gehuwd? en (2) hebt u een inkomen van meer dan f 35.000,-? Als beide vragen positief beantwoord worden, is de uitkomst Q van toepassing; wordt een van de vragen negatief beantwoord, dan belandt de invuller bij uitkomst P. De opsteller van het formulier moet nu kiezen voor een van de volgende structuren: Voor een verantwoorde keuze uit deze alternatieven moet allereerst bekend zijn hoeveel mensen de vragen (1) en (2) met ‘ja’ zullen beantwoorden. Ten tweede moet bekend zijn hoe lang een invuller gemiddeld nodig heeft voor de beantwoording van de vragen. Stel dat 40% van de Nederlanders gehuwd is, en dat 60% meer dan f 35.000, - verdient, en dat de beantwoording van vraag (1) en (2) gemiddeld 2, respectievelijk 3 seconden duurt. Handelingsverloop I duurt dan 2 seconden (de beantwoording van vraag 1) plus 40% van 3 seconden (40% van de vraagstellers gaat door naar vraag 2): totaal 3,2 seconden. Op dezelfde manier kan berekend worden dat handelingsverloop II 3 + 1,2 = 4,2 seconden duurt. Handelingsverloop I is dus efficiënter dan handelingsverloop II: vraag (1) moet eerst gesteld worden.
De richtlijnen van Jansen en Steehouder zijn bewerkelijk; ze bestrijken bovendien nog maar een klein deel van de problemen bij het opstellen van instructies. Toch verdient hun aanzet tot een systematische aanpak de sympathie van iedereen die wel eens tot wanhoop gedreven is door zijn belastingformulier. |
|