Onze Taal. Jaargang 55
(1986)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
PCUdB■ Geachte lezers, u kent mij langzamerhand goed genoeg om te weten dat ik het mij als primaire taak en opdracht heb gesteld om versluierend taalgebruik te bestrijden en, waar dit in mijn macht ligt, uit te roeien. ■ Beste lezers, wie beseft beter dan u hoezeer de sluier van paljasserij en clownerie die ik af en toe over mijn mededelingen leg, slechts moet dienen om mijn ware primitieve razernij tegen de grauwsluier te verbergen? ■ Retorische vraag dus, met als voorondersteld antwoord: niemand. Dank u tot zover voor deze steun. ■ Begrijpt u dan ook hoe groot mijn gevoel van geleden onrecht is, nu ik op mijn attaque op het je- in plaats van ik-gebruik in het jongstleden meinummer niet minder dan twee reacties van lezers heb gekregen, die mij verwijten (de één versluierd, de ander openlijk) dat ik niet duidelijk genoeg ben geweest in het bestrijden van het verschijnsel? ■ Weer een retorische vraag, met als voorondersteld antwoord: ja. Nogmaals dank. ■ U ziet, in het kader van wat ik de Nieuwe Ontsluiering zou willen noemen, zullen wij voortaan duidelijk zijn als onze vragen retorisch zijn, en zullen we onomwonden vertellen welk antwoord we op een dergelijke vraag verwachten. ■ Ben ik soms nog onduidelijk? Weer een retorische vraag; ditmaal met voorondersteld antwoord nee, en ik dank u voor de drievoudige instemming die u tot dusver met mijn woorden heeft betoond. ■ Zo is er dan de reactie van Gijs Loot, verschenen in het juli/augustusnummer, die in de je-taaltrend een weerspiegeling ziet van een algemene culturele vervreemding die hij meent waar te nemen. ■ Dat je daar toch - pardon, dat ik daar toch zelf niet op ben gekomen! Vervreemding van zichzelf en van elkaar. ■ En nu zeg ik, lezers: ik weiger te proberen te begrijpen wat in deze context met vervreemding wordt bedoeld. ■ Ik weiger hier ook dictionaires op na te slaan: ik weiger mij te laten inpakken door dit soort gemakkelijke sleutelwoorden die het Kwaad in de huidige Maatschappij in één keer schijnen te bestrijken, van voetbalvandalisme tot hyperventilatie, van bureaucratie tot ejaculatio praecox. ■ Ik doem dus vervreemding tot een versluierend woord, waarvan akte. ■ En dan is er Ernst W. Hoonakker, die vindt dat ik bij mijn analyse van het je-gebruik een duidelijke diagnose had moeten stellen, waarvan hij als voorbeelden noemt benadrukking, afstandelijkheid, driedubbele versluiering dan wel begin van schizofrenie, of nog iets heel anders (Ernst kijkt wel uit om het te zeggen, zegt Ernst). ■ Bedankt, Ernst, voor deze constructieve bijdrage, en voor de conclusie waar ik niet toe ben gekomen: dat eerste, tweede en derde persoon allemaal ‘ikke’ kan zijn. ■ Ik zij zo. ■ (Want ook ‘het’ kan ‘ik’ zijn als ik Ernst goed begrijp.) ■ Een en ander doet me weer denken aan een artikel van D. Hoogeveen in het juli/augustusnummer van vorig jaar die het een manco van de Nederlandse taal vond dat we geneigd zijn niet goed in plaats van slecht, niet mooi in plaats van lelijk te zeggen en niet minder dan in plaats van meer dan. ■ Ik vraag me in gemoede af, waarom ik een schilderij dat ik niet mooi vind direct lelijk moet vinden, en waarom niet mooi omzichtig taalgebruik zou zijn. ■ Verder is niet minder dan helemaal niet hetzelfde als meer dan. ■ Enige vierkantjes geleden schreef ik dat ik niet minder dan twee reacties had gekregen, en daarmee bedoelde ik dat het er twee waren (en zeker niet meer, geen drie of vier), en dat ik dat veel vond. ■ Late reactie aan D. Hoogeveen: de vertaling not less than is natuurlijk fout, maar more than is nog fouter; ze geeft namelijk een verkeerde voorstelling van zaken. ■ De correcte Engelse uitdrukking lijkt mij as much as. ■ Hoe dan ook, als de zojuist gestichte school van de Nieuwe Ontsluiering moet leiden tot ongenuanceerd positioneren van olifanten in porseleinkasten, dan treed ik als leider af, en dat hebt u dan aan u zelf te danken. |
|