Onze Taal. Jaargang 55
(1986)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Onze taal en hun taalSteven van Dissel - ScheveningenOp blz. 86 van het juni-nummer bespreekt Frans Oudejans de Nederlands-Franse Van Dale. Hij constateert dat het zo typisch Nederlandse woord woningwetwoning omslachtig vertaald respectievelijk omschreven wordt met ‘habitation à loyer modéré’. Deze ‘klacht’ is echter niet helemaal op haar plaats: elke andere vertaling/omschrijving zou immers onjuist zijn want een habitation à loyer modéré is in Frankrijk evenzeer een begrip als een woningwetwoning in Nederland; het betekent - vrijwel - hetzelfde, namelijk een woning met een door een wettelijke subsidie laaggehouden huur. Dit voorbeeld brengt - met een aantal andere - Oudejans tot de vraag of ‘het feit(!) dat onze woorden origineler zijn’ dan de Franse, Van Dale noopt tot definities in plaats van vertalingen. Die conclusie lijkt mij wat voorbarig. Om bij het voorbeeld te blijven: geen Fransman spreekt over een habitation à loyer modéré, maar hij kent wèl de h.l.m. oftewel de ‘ache-èl-èm’. Of hij de betekenis van de afkorting kent, mag worden betwijfeld, maar wat hij zich bij een ‘ache-èl-èm’ moet voorstellen (en vooral wat hij zich daarbij niét moet voorstellen) is duidelijk. Kortom: Van Dale zou niet alleen ‘bécébégé’ moeten opnemen, maar achter ‘woningwetwoning’ zou hij moeten vermelden ‘h.l.m., (habitation à loyer modéré)’. Het vertoont in dat opzicht gelijkenis met de ‘bommoeder’, ook een tot woord geworden afkorting van ‘bewust ongehuwde moeder’ (terzijde: het woord bommoeder is dus van het moederlijke wat véél).
Het ‘verwoorden’ van een afkorting is in het Frans evenmin ongebruikelijk als in Nederland. En origineel zijn ze soms ook. Wat dacht u bijvoorbeeld van ‘smig’? Het staat voor salaire minimum interprofessionnel garanti en wij zouden zeggen ‘minimumloon’. De minima heten in het Frans ‘smigards’. Kramers' Frans-Nederlands vermeldt zowel smig en smigard als h.l.m. Om weer met het laatste te eindigen: Kramers' geeft bij ‘h.l.m.’ zowel de betekenis van de afkorting als de vertaling: ± woningwetwoning. | |
Bon genreJ.J.C. Tanis - Villecroze, FrankrijkDe beschouwing van Frans Oudejans over de Nederlands-Franse Van Dale op blz. 86 van het juni-nummer zal vooral de in Frankrijk wonende lezers plezier gedaan hebben. Als bioloog heb ik genoten van zijn ‘bonte beestenboel’. Zelf beschik ik over een lange lijst van spreekwoorden en uitdrukkingen waarin dieren een rol spelen; ze geven er inderdaad een aardig idee van hoe men in een bepaald land de betrokken dieren ziet. De opvatting van Oudejans over het begrip bécébégé vereist echter correctie. De letters BCBG staan namelijk niet voor ‘bon chic bon gent’, maar voor ‘bon chic bon genre’, en de betekenis mag niet omschreven worden als ‘snobistisch volkje’. In Frankrijk ziet men, in kringen die men desgewenst snobistisch mag vinden, BCBG als een moderne, passende stijl van leven, als een soort etiquette. Men beperkt zich daarbij niet alleen tot goede omgangsvormen, maar verdiept zich ook in huisinrichting, kleding en de fijne keuken.
Geïnteresseerden kunnen zich over BCBG volledig op de hoogte stellen door het boek van rond 250 bladzijden te lezen dat hierover kort geleden verscheen. Het is geschreven door Thierry Mantoux en heet ‘BCBG, Le guide du bon chic bon genre’. | |
WindrichtingenJ. Burghoorn - ErmeloIn Onze Taal van juni 1986 schotelt Jules Welling ons op blz. 83 enkele taalcuriosa voor. In zijn artikel wijst hij op een relatief groot aantal topografische aanduidingen waarin de windrichtingen een rol spelen. In de eerste alinea begint hij veelbelovend: tegen Noord in Noord-Amerika valt niets in te brengen. Het past namelijk volledig in wat ik voor het gemak maar even de ‘geografische context’ noem; Noord tegenover Zuid, en ertussen Midden-Amerika. Hetzelfde geldt voor Zuid-Afrika, maar let op: Noord-Afrika ligt gedeeltelijk ten zuiden van West-Europa. Hier begint de relativiteit, waarvan hij Noordoostpolder een mooi voorbeeld vindt. Volgens Welling zal de naam van deze polder hoogstwaarschijnlijk door een Hagenaar zijn bedacht. Dat lijkt me niet onmogelijk, maar deze ambtenaar (?) is mijns inziens daarbij niet uitgegaan van het feit, dat bedoelde polder ten noordoosten van Den Haag ligt - en dus ten zuidwesten van Groningen - maar van de geografische context van het IJsselmeer, de vroegere Zuiderzee. En daarin ligt de polder inderdaad... in het noordoosten. Denk daarbij ook aan wat tot voor kort Oostelijk en Zuidelijk Flevoland heette.
Terug naar de windstreken. Noordeloos spant in zijn voorbeelden zeker de kroon. Het staat echter allerminst vast dat we in deze naam te maken hebben met een windstreek: Noord- is mogelijk ontstaan uit Den Oord, zoals enkele naslagwerken leren. Hierboven schreef ik over de vroegere Zuiderzee (Sudersee), ten oosten van de Noordzee! De benaming Sudersee is zo rond 1340 waarschijnlijk door Scandinavische kooplieden ingevoerd.
Hier schampt dan weer de ene context de andere: Noordzee moeten we plaatsen tegenover een andere Sudersee, namelijk de Middellandse Zee. Afsluitend, Urkerwaard zou inderdaad een goede benaming voor de Noordoostpolder zijn geweest. Bij Markerwaard wist men al beter. Maar die moet er maar niet komen... | |
[pagina 114]
| |
UrkerlandDr. W.J. Jong - HeemstedeDe Noordoostpolder is drooggelegd en ontgonnen tijdens de bezetting. De officiële naamgeving is er toen wat bij ingeschoten. Formeel was het gebied bekend als ‘de Noordoostelijke IJsselmeerpolder’, hetgeen in de praktijk snel afsleet tot ‘Noordoostpolder’. De naam ‘Urkerland’ werd meermalen geopperd, bijvoorbeeld in 1943 in een boekje van de journalist G. Werkman ‘Urkerland valt droog’ en in een dissertatie uit 1947 waarin sprake is van ‘...detailonderzoek in Urkerland’ (D. de Waard, Utrecht 1947). Zoals bekend werd het gebied ontgonnen vanuit Overijssel. In de bezettingsjaren gebeurde dat mede door talloze onderduikers die in de rietvelden een toevlucht zochten. Die pioniers en onderduikers hadden geen enkele band met Urk, en de Urker vissers evenmin met de kolonisten en polderjongens. Toen er dan ook na de bevrijding sprake was van een officiële erkenning van de naam ‘Urkerland’, stuitte dat op zo veel verzet, dat de ingeburgerde naam ‘Noordoostpolder’ gehandhaafd werd. Het was wel een ervaring waarmee men zijn voordeel deed wat de zuidelijke polder betreft. Lang voordat daar pioniers kwamen, stond de naam ‘(Oostelijk) Flevoland’ al vast. En de Markerwaard heeft reeds een naam lang voordat daar sprake is van ‘graan voor vis’. Zie o.a. ook: Sj. Groenman, De naam van de Noordoostelijke polder, Tijdschr. Kon. Ned. Aardr. Gen. 1947, p. 548-557. | |
TelematicaPaul Bosteels - vertaler, Hoegaarden, BelgiëOp blz. 87 van het juni-nummer zet drs. Van 't Holt een boom op over telematica en andere taalvernieuwende termen die uit nieuwe technologieën voortkomen. Binnen het bedrijf waar de schrijver werkzaam is, blijkt men het niet eens te zijn omtrent de oorsprong van het woord ‘telematica’, en meer bepaald omtrent de betekenis van de samenstellende delen ervan. Tegenstanders van dit nieuwe woord stellen dat de uitgang ‘-matica’ geen inhoud verleent aan het voorvoegsel ‘tele’; voorstanders klampen zich vast aan de uitgang ‘-ca’ met de betekenis ‘zaken betreffende’, waarbij ‘ma-ti’ dan tot het betekenisgevende hoofdwoord zou behoren.
Het zijn loffelijke pogingen tot verklaring, maar ze slaan eerlijk gezegd nergens op. Télématique is gewoon een modewoord dat enkele jaren geleden door de Franse computerdeskundige Simon Nora werd gelanceerd (en overigens door een octrooi beschermd is). Het is de samentrekking van télécommunication en informatique - waarover straks meer - en de betekenis is zo vaag, dat het woord meer te onpas dan te pas wordt gebruikt. Vermoedelijk is de term via België, de taalsluis voor technisch Frans bij uitstek, naar Nederland overgewaaid. In het Engels spreekt men trouwens ook van telematics. Vertalers hebben het al moeilijk genoeg met het najagen van de voorthollende technische terminologie, zodat de vorm télématique moeiteloos in ‘telematika’ werd omgedoopt, zonder dat daar veel taalkundig gepieker aan te pas is gekomen.
Er waaien de jongste tijd wel meer nieuwe modetermen uit Frankrijk over. Télématique werd voorafgegaan door bureautique (ook al door een octrooi beschermd) en door sommigen klakkeloos in ‘burotica’ omgezet, terwijl ‘kantoorinformatisering’ of ‘kantoorautomatisering’ bruikbaar èn Nederlands zijn. Connectique wordt voorlopig nog met ‘packaging’ of een enkele keer met ‘pakketvorming’ vertaald. Het beduidt het combineren van programmapakketten of van standaardprogramma's. Robotique, bij ons bekend als ‘robotica’, heeft te maken met computergestuurde robots in de industrie. Monétique is wellicht de jongste modeterm en houdt verband met elektronisch bankieren.
Ons, vertalers, wordt nu traductique voorgeschoteld. Dat kun je ‘vertaalwetenschap’ noemen, maar die vlag dekt de lading niet helemaal. Het gaat namelijk over de toepassing van computerprogramma's bij het vertalen van zowel teksten als van... computerprogramma's. Ik sidder en beef bij de gedachte dat iemand deze term zou gaan vertalen met ‘vertaalica’, ‘traductica’ of ‘linguica’. In een specifieke context houd ik het voorlopig op ‘vertaalinformatisering’, ook al is dat het zoveelste ellenlange Nederlandse computerwoord. ‘Computervertaalkunde’ is al even lang en mijns inziens dubbelzinnig. Een zegen dat de ‘traductique’ ons bij het oplossen van deze problemen hoegenaamd niet kan helpen... | |
Specifiek?A. de Gruijter - MoerkapelleOok in Onze Taal van april jl. komt op blz. 42/43 het gebruik van het woord specifiek in de betekenis van ‘speciaal, bepaald’ voor: ‘Soms is de context zo specifiek dat het mogelijk wordt de uitspraak anders uit te leggen’ en: ‘Er is niet direct sprake van een specifieke context’. Specifiek = in het bijzonder aan iets eigen (een specifieke vrouwenkwaal) of in het bijzonder voor iets geschikt (kinine is een specifiek middel tegen koorts). Het verschil in betekenis tussen ‘speciaal’ en ‘specifiek’ wordt duidelijk uit de (foute) zin: ‘Het tekort op de rijksuitkeringen voor het onderwijs is een specifiek probleem in de begroting van onze stad.’ Het is namelijk noch eigen aan onderwijs noch geldt het voor één bepaalde stad: het geldt voor (vrijwel) alle gemeenten. |
|