Kennis van taalelementen
Die tweede groep taalfouten wordt veroorzaakt door gebrek aan kennis van taalelementen. Woorden en constructies worden niet helemaal zo geleerd zoals taalkenners het willen. Woordbetekenissen zijn niet zo makkelijk af te leiden uit een gesprek. André van Duin maakt van deze moeilijkheden dankbaar gebruik in dialogen als
ober: Wilt u een droge sherry?
André: Nou graag maar geef er een pilsje bij want ik wil wel wat drinken.
Soms hebben mensen de woordvorm niet helemaal goed door. Ze passen dan de strategie toe van aansluiten bij een bekend woord dat qua vorm in de buurt komt. Je krijgt dan flamberen voor flaneren of dat zit in de grenen voor genen. Om de betekenis bekommeren ze zich niet in het minst.
Heldring treft de subtielere gevallen aan. Woordjes leren is extra moeilijk als de woordvormen sterk op elkaar lijken en het verschil in betekenis alleen in abstracte termen aan te duiden is: niet het minst tegenover niet in het minst, omdat tegenover doordat.
Fouten door onvolmaakte woordkennis komen bij Heldring veel minder vaak voor dan fouten die wijzen op leemtes in de kennis van constructies. Van zijn drie topfouten geef ik telkens eerst een voorbeeld:
(8) Terugblikkend op haar kledij zijn het vooral de details die er uitspringen (2-5-86).
Wie de terugblikkers zijn, staat volgens een normatieve (?) grammaticaregel vast. Dat moet het onderwerp van de hoofdzin zijn, dus de details. (9) De auto kiezen die ze mooi vinden en tot hun verbeelding spreekt (5-2-85).
In het ene nevengeschikte deel kun je elementen weglaten die al in het andere nevengeschikte deel staan. Dat mag alleen als die elementen identiek zijn. Maar wat is identiek? De schrijver van de zin vond twee gelijke woordvormen die al identiek genoeg. Heldring hangt de strengere opvatting aan dat ook de redekundige benoeming (dus onderwerp, lijdend voorwerp e.d.) hetzelfde moet zijn.
(10) Van de 160 deelnemers zijn er 19 werknemers, waaronder vrouwen, ontslag aangezegd (4-9-84).
Deze fout berust helemaal op een tekort aan kennis van het traditionele redekundige ontleden. De zin staat in de lijdende vorm. Het onderwerp ervan is ontslag. De 19 werknemers zijn, wrang genoeg, meewerkend voorwerp. Dus moet zijn is zijn. De schrijver van (10) heeft waarschijnlijk ontslag aanzeggen als een werkwoordelijke uitdrukking beschouwd. En het is voor mij de vraag of die opvatting verboden is. Dat zelfde geldt voor (8) en (9): als dat al overtredingen zijn van regels, dan is de status van die regels onduidelijk. Vandaar de vraagtekens in de vorige alinea's.