Onduidelijke beschrijving
De er-problematiek heeft verschillende kanten. Aan de hand van drie vragen over het gebruik van het subjects-er wil ik proberen te achterhalen in hoeverre de ANS erin slaagt om een bruikbare beschrijving te leveren met behulp van de traditionele grammatica.
a) Er en het getalsonderwerp
Het getalsonderwerp in er-zinnen is het zinsdeel dat in getal overeenstemt met de persoonsvorm:
- | er zijn in Artis ook krokodillen |
- | er is in Artis ook een krokodil |
Met welke soorten getalsonderwerp kan het subjects-er gecombineerd worden? Op p. 395 en 817 noemt de ANS een onbepaalde constituent als mogelijk getalsonderwerp, op p. 945 een onbepaalde niet-specifieke constituent. Zonder uitvoerige bestudering van hetgeen de ANS precies onder onbepaalde constituenten verstaat (o.a. op p. 113 e.v., p. 159 e.v.), weet de ANS-gebruiker niet precies wat wèl en wat niet mogelijk is.
Het zou heel goed binnen de doelstellingen van de ANS passen en inzichtelijk voor de gebruiker zijn om een paar voorbeelden op te nemen van zinnen met onbepaalde zelfstandignaamwoordgroepen die met het subjects-er gecombineerd mogen worden.
b) De aanwezigheid van er
Wanneer is het subjects-er verplicht aan- of afwezig? De ANS-gebruiker krijgt geen heldere criteria aangereikt. Ik noem de volgende voorbeelden, waarbij onduidelijkheden door mij zijn gecursiveerd:
- | p. 817: ‘In veel andere zinnen, vooral met onovergankelijke werkwoorden (...) blijkt meestal ook alleen een getalsonderwerp te kunnen voorkomen (...). Het gebruik van de ene of de andere constructie is afhankelijk van semantische en/of syntactische en/of stilistische factoren.’ |
- | p. 820: ‘Voor de aan- en afwezigheid van er zijn geen strikte regels te geven: het kan facultatief zijn, er kan stilistisch verschil zijn en er is veel individuele, soms ook regionale variatie.’ |
- | p. 821: ‘Zinnen waarin dit wel mogelijk is, kunnen met en zonder er in het middenstuk voorkomen (...). Dikwijls bestaat er echter een voorkeur voor zinnen zonder er of is er uitgesloten.’ |
Wat mij betreft had de ANS kunnen volstaan met de zin op p. 822: ‘De condities waaronder er (bij voorkeur) wordt weggelaten zijn vooralsnog niet duidelijk.’ De pagina's 816 t/m 822 kunnen worden weggelaten; de ANS-gebruiker wordt er onnodig door verward. Daarnaast is het zinnig te vermelden wat wèl duidelijk is, namelijk wanneer het subjects-er verplicht is.
c) De positie van er in de zin
De ANS doet hierover de volgende uitspraken die voor de gebruiker verwarrend (kunnen) zijn:
- | op p. 395 stelt de ANS dat er de eerste zinsplaats inneemt, tenzij die plaats leeg of gevuld is (?). De ANS-gebruiker moet verder naar p. 820 om erachter te komen wat daarmee wordt bedoeld (in vraagwoordvragen is de eerste zinsplaats gevuld met het vraagwoord, in ja/nee-vragen is de eerste zinsplaats leeg). |
- | op p. 396 zegt de ANS dat de benaming plaatsonderwerp (in de betekenis van ‘onderwerp dat op de eerste plaats staat’) in vraagwoordvragen vreemd is. Op mijn beurt vind ik het vreemd dat de ANS hiermee problemen heeft: in een vraagzin staat het onderwerp nooit op de eerste zinsplaats, tenzij het vraagwoord zèlf onderwerp is. Het enige wat vreemd is, is dat in deze zinnen het subjects-er tòch verplicht aanwezig is. |
- | op p. 945 stelt de ANS dat het onbeklemtoonde er de eerste zinsplaats kan vullen, wanneer een getalsonderwerp naar achteren in de zin staat (maar: wat bedoelt de ANS hiermee precies?). |
- | op p. 984-986 kan de ANS-gebruiker dan eindelijk zien op welke plaats in de zin er kan staan (buiten de eerste zinsplaats). |