kaar legt, zal merken dat het taalgebruik in die vijftig jaar wel degelijk wijziging heeft ondergaan (zij het mijns inziens nog niet genoeg). En vooral ten aanzien van de Hoge Raad vergist Knorren zich: het taalgebruik daar is tussen 1977 en juni 1982 heel eigentijds geweest, totdat de reactie weer inzette met kanselarij-termen als mitsdien en onderhavige. Er is dus al verandering geweest, maar die is weer tenietgedaan!
Knorren is blijkbaar niet alleen voorstander van een onbeweeglijk-starre juristentaal, ook conformisme in juridisch denken acht hij een goede zaak: ‘Juristen praten elkaar na; dat is ook nodig’. De realiteit laat echter óók zien, dat advocaten (juristen) elkaar fel tegenspreken, dat rechters (juristen) diametraal tegengestelde vonnissen wijzen, en dat wetenschappers (juristen) een ferm debat met elkaar aangaan. Dat het ‘onderlinge begrip’ alleen duidelijk blijft met streng conformisme is wellicht waar, maar de maatschappelijke ontwikkelingen van de afgelopen veertig jaar hebben dat onderlinge begrip al in aanzienlijke mate aangetast: over tal van fundamentele rechtsdogmatische vragen wordt zeer verschillend gedacht. En de verwarring is vooral dáárom zo groot, omdat de verschuivingen zich voltrekken onder de etiketten die de wetgever van 1838 ons nog heeft aangereikt.
Natuurlijk hebben de arresten van de Hoge Raad vaak een strekking die het concrete geval ver te boven gaat. Maar ook dergelijke algemene regels kunnen best in gewoon Nederlands worden vervat, zoals de periode 1977-1982 trouwens bewezen heeft. Er is geen sprake van, dat de rechtspraak in die jaren minder zorgvuldig, minder precies en minder weloverwogen is geweest. En de eigen beroepsgroep heeft de arresten uit dat tijdperk heel goed begrepen, ook al was zij het er niet altijd mee eens.
Juridische specialisatie leidt wel tot het gebruik van vaktermen met een eigen ‘technische’ betekenis, maar dat die taal conformistisch en conservatief zou (moeten) zijn geloof ik helemaal niet. Waarom zouden ultra-moderne specialisaties als computerrecht en ‘air & space-law’ opgezadeld moeten worden met het taalgebruik van de vorige eeuw?
Dat een ‘leek’ liever de NRC-commentaren leest dan een arrest van de HR (ook in ‘moderne’ vorm) geef ik toe, maar daar ging het mij niet om. Wat mij altijd heeft dwarsgezeten is dat de HR-arresten die ik zelf destijds als advocaat uitlokte onbegrijpelijk bleken te zijn voor staffunctionarissen van grote bedrijven (dus: academici of mensen van vergelijkbaar niveau).
En nu aan de universiteit maak ik weer mee, hoeveel moeite studenten hebben met alleen al te doorgronden ‘wat er staat’. Het taalgebruik (lange zinnen met veel tussenzinnen, ouderwetse termen) blijkt daarbij keer op keer een extra barrière. Het recht zelf is al moeilijk genoeg!
Neen, het zal niet blijven zoals het is, want de beroepsgroep der juristen onderscheidt zich van de meeste van de andere door Knorren genoemde métiers: de jurist houdt zich, zoals de arts, van nature met andere mensen bezig, en dikwijls uiterst ingrijpend. Dan moet hij zich ook (zo veel als mogelijk is) op een voor die ander begrijpelijke manier uitdrukken!