Strijd over woordbetekenissen
Van het restant dat wel een eentalig woordenboek heeft, gebruikt 33 1/3% het nooit en 33 1/3% zelden. Slechts 1/3 van dat restant raadpleegt het algemene, eentalige woordenboek vaak. Men zoekt dan de betekenisnuances van een woord, het verschil tussen twee synoniemen, de herkomst van woorden en de betekenis van vaktaalwoorden en vreemde woorden.
Vooral als ze een strijdvraag over een juist woordgebruik hebben met collega's of intelligente leerlingen en bij het lezen van artikelen of boeken.
Die mensen sluit ik in mijn hart. Maar het is maar 1/9 deel van het totaal, maar 11,11%.
Is de situatie in Nederland anders? Ik weet het niet.
Er is in Nederland enkele jaren geleden een NIPO-enquête gehouden. Daarin werd echter alleen onderzocht hoeveel mensen een woordenboek hadden, hoe de verdeling per provincie was en dergelijke. Niet wat de gebruiker opzocht in dat woordenboek.
U, de lezers van Onze Taal, u bent toch dat ideaal van elke woordenboekschrijver. U hebt die rode koontjes, of op zijn minst dat rode potloodje. U zou mij zeer aan u verplichten als u mij uw antwoord liet weten op de volgende vragen.
Welk woordenboek hebt u? Gebruikt u het vaak? Wat zoekt u er in op (betekenis, spelling, geslacht, synoniemen, voorbeeldzinnetjes [hoe gebruik ik dat woord in de context], citaten, vaste [idiomatische] verbindingen, zegswijzen, spreekwoorden, etymologie, klemtoon, uitspraak, verbuiging/vervoeging)?
Wat mist u in het woordenboek?
Ik heb u lief.