Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 55 (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 55
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 55Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 55

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 55

(1986)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

Hoor en wederhoor

Taalbeheerser

Irene Dikkers-Brugmans - oud-journaliste, Waalre

In het septembernummer van Onze Taal stond op blz. 102 het artikel Taalhantering, procedures, taaletiquette of gewoon gezond verstand? van de hand van F.H. van Eemeren, hoogleraar Taalbeheersing, Universiteit van Amsterdam, en E.J. van der Spek, taalbeheerser, Amsterdam.

Over dit laatste beroep nu - taalbeheerser - ben ik zeer uit mijn evenwicht geraakt. Ik ben vrouw, dus reageerde ik in eerste instantie intuïtief. Die intuïtie riep: wat verwaand, hoe kan iemand ooit van zichzelf zeggen dat hij taalbeheerser is. Is er nooit één woord dat hij niet kent, nooit één zinswending waarvan hij de herkomst niet kan bevroeden, nooit één schrijfwijze die hij in een woordenboek moet opzoeken?

 

Na enkele momenten van ietwat nijdige verwondering greep mijn gezond verstand in. Ik zocht ‘beheersen’ op in de Van Dale (1976). Daar las ik dat er van alles beheerst kan worden: een vorst beheerst een land, geld beheerst de wereld, een denkbeeld beheerst iemand, de meester beheerst de klas, een legereenheid beheerst een bergpas, auto's beheersen het straatbeeld. Je kunt ook een taal beheersen, maar dan gaat het (volgens mij, niet volgens Van Dale, die rept er niet over) over een vreemde taal waarin je je uitstekend kunt redden. Maar de Nederlandse taal, nee. Veertien miljoen Nederlanders beheersen de Nederlandse taal, in zoverre dat ze die vloeiend spreken en erin dromen. Nederlands schrijven kunnen ze, zie de laatste onderzoekingen, nauwelijks. Taalbeheersers zou ik ze dus nimmer durven noemen.

 

Taal is levend, grillig, ongewis. Taal levert vele vragen op, maar nooit waterdichte antwoorden. We blijven relativeren, daarom is taal ook zo leuk. Het is mooi dat er colleges Taalbeheersing worden gegeven, dat komt de taal ten goede. Maar taalbeheersers leveren ze niet af, want die bestaan (gelukkig) niet.

Naschrift

F.H. van Eemeren, E.J. van der Spek

Het woord taalbeheerser heeft mevrouw Dikkers-Brugmans uit haar evenwicht gebracht - aan ons de taak het misverstand, en daarmee mevrouw Dikkers, recht te zetten. Taalbeheersing is een woord dat twee betekenissen heeft, die beide in Van Dale zijn opgenomen. In de eerste (oudere) betekenis verwijst het naar de ‘beheersing’ van een taal, waarbij gedacht moet worden aan de vaardigheid in het correct gebruik van die taal. In deze betekenis wordt het woord gebruikt als iemand zegt: ‘Deze leerling heeft een slechte taalbeheersing’.

 

De afleiding taalbeheerser verwijst echter naar een tweede, meer recente betekenis. Het woord taalbeheersing wordt dan gebruikt als naam van een afstudeerrichting in de studie Nederlands. Taalbeheersing is het onderdeel van de neerlandistiek waarin de begrijpelijkheid en aanvaardbaarheid van taalgebruik worden onderzocht. In het vak taalbeheersing houdt men zich dus niet speciaal bezig met het vervolmaken van de eigen taalvaardigheid. Er schuilt dan ook geen enkele tegenstrijdigheid in om te zeggen: ‘Deze taalbeheerser heeft een slechte taalbeheersing’. In de door mevrouw Dikkers gewraakte aanduiding is het woord taalbeheerser gebruikt om een beoefenaar van het vak taalbeheersing aan te duiden.

 

Conclusie E.J. van der Spek: Mevrouw Dikkers heeft ongelijk: taalbeheerser is een gewoon woord, dat volgens de woordvormingsregels van het Nederlands tot stand is gekomen.

 

Conclusie F.H. van Eemeren: Ik vind toch dat mevrouw Dikkers gelijk heeft: taalbeheerser is, net als bijvoorbeeld wetenschapper, een raar woord. Maar mevrouw Dikkers lijkt me zelf ook een beetje raar als ze hierdoor uit evenwicht wordt gebracht.

Hoofdbrekens

A.M. Groenewegen - Driebergen

Onder dit kopje stond in Onze Taal van november 1985 een beschouwing van de heer C.A. Zaalberg over een s die geen meervouds-s is. Om zijn betoog te illustreren verwees hij naar het Frans, waarin ook een zogenaamde partitieve genitief aangetroffen wordt.

En passant wordt op superieure wijze een verkeerde terminologie aan de kaak gesteld. Ik citeer: ‘Misschien herinnert u zich dat het Frans er het woordje de voor gebruikt, dat dan een article partitif heet. De Fransen verbeelden zich blijkbaar dat hun de een lidwoord is.’

 

Nu knelt mij de vraag, tot benauwens toe, of dat nu menens is van de heer Zaalberg. Of zou hij de lezers er willens en wetens tussen nemen? In de Franse syntaxis heet het woordje de immers een préposition (voorzetsel) partitive en is het article partitif een combinatie van de + article défini.

Naschrift

C.A. Zaalberg

Terecht hebben verscheidene lezers bezwaar gemaakt tegen een erg ondeskundige zin in het artikeltje Hoofdbrekens. Ik moet 67 jaar geleden slecht opgelet hebben. Sedert de onderwijzer ons toen het ‘article partitif’ uitlegde, ben ik slachtoffer gebleven van een misverstand. Ik heb terecht onthouden dat we beaucoup de choses en bien des choses goed moesten onderscheiden, maar ten onrechte dat men in béíde gevallen van een ‘article partitif’ spreekt.

 

Later werd ik in mijn onbegrip versterkt door het onvolprezen woordenboek Petit Robert. In de druk van 1977 staat onder partitif het voorbeeld ‘de l'eau’ zo gedrukt dat de lezer moet denken dat de het ‘article partitif’ is.

 

Natuurlijk heb ik nooit gedacht dat men in Frankrijk het verschil niet weet tussen een voorzetsel en een lidwoord. De constructie ‘je verbeeldt je blijkbaar dat’ wordt gewoonlijk gevolgd door iets als ‘het geld me op de rug groeit’ of ‘de baas zal zwichten voor dat argument’.

[pagina 13]
[p. 13]

Maar ik moet toegeven dat de formulering die ik gebruikte ook in ernstige zin kan worden opgevat. Door daar geen rekening mee te houden heb ik een fout gemaakt die een wetenschappelijk publicist niet màg maken.

't Kofschip

P.M. Nieuwenhuijsen - Leeuwarden

Aan de uitnodiging van de heer Wijnberg (Onze Taal, oktober 1985, blz. 125) om een nieuwe ezelsbrug te bedenken ter vervanging van 't kofschip, geef ik liever geen gehoor. Zou het niet nuttiger zijn de taalsystematiek samen te vatten die schuilgaat achter 't fokschaap?

 

Zwakke werkwoorden hebben een verleden-tijdsuitgang waarvan de preciese vorm afhangt van de laatste klank van de stam van het werkwoord. De stam is wat men hoort als men het ‘hele’ werkwoord uitspreekt met weglating van de uitgang -e(n). De laatste klank van de stam is uiteraard ofwel stemhebbend, ofwel stemloos. De verleden-tijdsuitgang is in het eerste geval -de (de d is ook stemhebbend) en in het tweede geval -te (de t is ook stemloos).

Stemloos zijn díé klanken die geproduceerd worden met niet-trillende stembanden. Het woord schoftekop ('t kofschip) bevat de verzameling van Nederlandse stemloze medeklinkers.

 

De stammen van de werkwoorden die de heer Wijnberg aan ons voorlegt, eindigen deels op medeklinkers die niet van oorsprong Nederlands zijn. Maar ze zijn natuurlijk wel stemhebbend of stemloos. De stam van douchen eindigt op een soort sj; een stemloze klank, dus wordt het douchte. Dit in tegenstelling tot wat de heer Wijnberg verwachtte. Zo ook lunchte, brunchte en squashte. Telexte, mixte, relaxte, racete vormen geen probleem voor wie op klanken afgaat en niet op letters, en checkte voor niemand. De stam van leasen eindigt op een z. Die is stemhebbend, dus leasde. De spelling van deze vormen en de bijbehorende deelwoorden is wellicht problematisch, maar ik beperk me hier tot de táálsystematiek.

Boeiend is in dit verband het werkwoord bridgen. De uitspraak van de stam als bridzj leidt tot een verleden tijd bridgede, want dzj is stemhebbend. Maar spreekt niet elke Nederlander bridgen veeleer uit als britsjen? Dat zou tot bridgete leiden. Van Dale heeft voor bridgede gekozen.

Naschrift

B. Wijnberg - Den Haag

Op de moeilijkheid om van vreemde woorden zoals douchen, leasen e.d. de Nederlandse verleden tijd te vinden hebben behalve de heer Nieuwenhuijsen nog een aantal lezers gereageerd. Mevrouw Kalkman en de heer Tote, beiden te Den Haag raden aan: ‘gewoon goede Nederlandse uitdrukkingen vinden’. Daar was het natuurlijk niet om begonnen, nu het hier vaak erg ingeburgerde termen betreft.

 

De regel van de heer Nieuwenhuijsen lijkt me goed, en de stemloze [∫] (-ch/sj) ‘moet dan maar in een eigen sloepje achter 't kofschip aandobberen’ zoals de heer Vos uit Amsterdam opmerkt, samen met verramsjen en benschen (zegenen).

 

Leasen zal wel het probleem blijven nu Van Dale E-N de uitspraak -s- geeft. De grote Oxford geeft -z-, Webster weer -s-. Van Dale Elf beslecht het geschil: leaste, geleast.

Maar een nieuw kofschip werd niet gevonden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Frans H. van Eemeren

  • Erik van der Spek

  • C.A. Zaalberg

  • P.M. Nieuwenhuijsen