Hoor en wederhoor
Taalbeheerser
Irene Dikkers-Brugmans - oud-journaliste, Waalre
In het septembernummer van Onze Taal stond op blz. 102 het artikel Taalhantering, procedures, taaletiquette of gewoon gezond verstand? van de hand van F.H. van Eemeren, hoogleraar Taalbeheersing, Universiteit van Amsterdam, en E.J. van der Spek, taalbeheerser, Amsterdam.
Over dit laatste beroep nu - taalbeheerser - ben ik zeer uit mijn evenwicht geraakt. Ik ben vrouw, dus reageerde ik in eerste instantie intuïtief. Die intuïtie riep: wat verwaand, hoe kan iemand ooit van zichzelf zeggen dat hij taalbeheerser is. Is er nooit één woord dat hij niet kent, nooit één zinswending waarvan hij de herkomst niet kan bevroeden, nooit één schrijfwijze die hij in een woordenboek moet opzoeken?
Na enkele momenten van ietwat nijdige verwondering greep mijn gezond verstand in. Ik zocht ‘beheersen’ op in de Van Dale (1976). Daar las ik dat er van alles beheerst kan worden: een vorst beheerst een land, geld beheerst de wereld, een denkbeeld beheerst iemand, de meester beheerst de klas, een legereenheid beheerst een bergpas, auto's beheersen het straatbeeld. Je kunt ook een taal beheersen, maar dan gaat het (volgens mij, niet volgens Van Dale, die rept er niet over) over een vreemde taal waarin je je uitstekend kunt redden. Maar de Nederlandse taal, nee. Veertien miljoen Nederlanders beheersen de Nederlandse taal, in zoverre dat ze die vloeiend spreken en erin dromen. Nederlands schrijven kunnen ze, zie de laatste onderzoekingen, nauwelijks. Taalbeheersers zou ik ze dus nimmer durven noemen.
Taal is levend, grillig, ongewis. Taal levert vele vragen op, maar nooit waterdichte antwoorden. We blijven relativeren, daarom is taal ook zo leuk. Het is mooi dat er colleges Taalbeheersing worden gegeven, dat komt de taal ten goede. Maar taalbeheersers leveren ze niet af, want die bestaan (gelukkig) niet.