De Woordenaar
Met de Hovercraft naar Harwich
J.J. Bakker
Hoewel we tegenwoordig bijna alles kunnen opzoeken - woordenboeken, encyclopedieën, almanakken, kaartenbakken en diskettes zijn er goed voor - is er één gebied waar de informatiebusiness het ernstig laat afweten: dat van de fonetiek.
Uitspraakgegevens in naslagwerken zijn, àls ze al worden verstrekt, zelden volledig en betrouwbaar. Ik stoor me daar al jaren aan. Als naslaander word je tot in de puntjes voorgelicht over de betekenis van een bepaald begrip, maar in het mondelinge taalverkeer blijf je een invalide. Ik kan me nog zo verdiept hebben in de dienstregeling van luchtkussenvaartuigen, als ik spreek van de ‘hoeverkraft’ naar ‘Herwitsj’ word ik hoogstwaarschijnlijk niet serieus genomen.
Fouten en onzekerheden op uitspraakgebied zijn een gevoelig onderwerp. Wie kent niet de onaangename schroom wanneer hij in een gesprek de grille van de Buick van Evelyn Waugh te berde moet brengen? En welke gemeenschap hanteert niet zijn specifieke sjibbolets ter onderscheiding van outsiders en ons-soort-mensen? Degene die de ongeschreven uitspraakregels overtreedt, creëert du moment een nauw-definieerbare distantie; alsof er een vitrage wordt neergelaten tussen hem en de ingewijden. IJzige beleefdheid, besmuikt gegniffel of regelrechte hoon en nabauwerij zijn gewoonlijk de sancties, al naar gelang het beschavingspeil van laatstgenoemden.
Ik durf - en ook dat tekent het delicate van het probleem - nauwelijks voorbeelden te noemen. Normaliter was zo'n sjibbolet - is dat misschien nog steeds wel, maar de grenzen zijn aan het vervagen. Bruut geformuleerd waren de li-beklemtoners de ongeletterden en de parvenu's; de ma-beklemtoners waren oké.
Onze woordenboeken geven de argeloze taalgebruiker weinig steun. De plaats van de klemtoon wordt wel altijd aangegeven, al is er weinig uniformiteit. Het accentteken (doorgaans een verticaal streepje op apostrofhoogte) staat in de Grote Van Dale en in Koenen achter de beklemtoonde lettergreep, in de Grote Kramers, de Hedendaagse Van Dale en in de officiële fonetische notatie ervoor. Heel verwarrend voor hen die meer dan één woordenboek gebruiken. Verschueren bedacht als elegante oplossing de punt onder de beklemtoonde klinker, waarmee ieder misverstand is uitgesloten.
De notatie van de klanken mist iedere homogeniteit. Zo kwam ik voor de ‘zachte k’ van goal en Gaulle vier verschillende g's tegen: g, 9, γ en G. Als symbolen voor de klinker in freule en oeuvre vond ik oe, oe., oe:, ù en öö (puntjes achter een klinker duiden aan dat deze lang moet worden aangehouden). Elk woordenboek heeft zijn eigen, meer of minder verfijnde, systeem. Niet één gebruikt het Internationale Fonetische Alfabet - in zekere zin vreemd, omdat we die fonetische tekens allemaal geleerd hebben op school: in het eerste leerjaar Engels. Kennelijk wordt deze codering te moeilijk gevonden, en het kan inderdaad eenvoudiger. Ik denk dat volstaan kan worden met de sjwa (ə), en met tekens voor de ‘zachte k’, de Engelse th, de klinker in oeuvre en de klinker in love en overdone. Een of twee accenten, een of twee ‘verlengingspuntjes’ en de tilde (~) voor Franse neusklanken (un bon vin blanc) completeren het arsenaal.
Het zal wel onmogelijk zijn om alle woordenboekredacties op één lijn te krijgen. Bovendien moeten we niet alleen over de ‘woordenboekwoorden’ worden ingelicht maar ook over de vele plaats-, merk- en eigennamen die we dagelijks om ons heen horen.
Volgens mij is er daarom dringend behoefte aan een gezaghebbend, uitvoerig, begrijpelijk, in Noord en Zuid acceptabel en goedkoop Nederlands Uitspraakwoordenboek.
Wordt vervolgd.