Reactie
ANS
Ans en de Hunnen
L. van Nigtevegt - Huissen
Het is jammer dat de ANS gemeend heeft geen normatieve grammatica te moeten zijn. (Zie het oktobernummer van Onze Taal). Aan de ene kant staat er: ‘we kunnen er (immers) van uitgaan dat alle ANS-gebruikers belangstelling hebben voor wat als grammaticaal correct Standaardnederlands te beschouwen is’, aan de andere kant, tegen het eind, dat ‘Het afkeuren van bepaalde taalvormen op nogal willekeurige beslissingen berust’. Volgt een verhandeling over hun in plaats van zij, waarna laconiek wordt opgemerkt dat dit in een latere druk waarschijnlijk ‘zelfs zonder nadere aanduiding’ wordt opgenomen.
Nu vind ik het verwerpen van hun in onderwerpsfunctie niet ‘een nogal willekeurige beslissing’ pace de uitdrukking ons kent ons. Het lijkt me eerder een verschijnsel van recente datum. Ik heb echt járenlang in Amsterdam gewoond en een aantal jaren in Groningen, maar in geen van beide steden heb ik het ooit als onderwerp horen gebruiken. Ik ken wèl het Amsterdamse hullie en zullie (waarschijnlijk uit hunne lieden, of analoog met jullie).
Toen ik in 1971 in Arnhem kwam wonen was ik omgeven door ‘Hunnen’, zó sterk dat het mij onmiddellijk opviel. Hun is hier in de buurt dan ook dialectisch. Een aantal jaren later hoorde je het ineens ook in interviews met zogenaamde jongeren bijvoorbeeld ‘nau, kaak, hun segge auk’ (jongeren wonen altijd in het Westen). Behalve een bijzondere invloed van de popgroep Normaal heb ik er geen verklaring voor. Ten tweede: het argument dat een andere taal ‘het ook doet’ vind ik niet sterk. De Engelsen hebben het onontwikkelde them voor they (‘them and us’) maar hun - normatieve - grammatica's zijn hier erg tegen. Dat iets in Zweden ook gedaan wordt lijkt mij, gezien de overheidsmacht aldaar, nu juist een reden om het hier niet te doen. Op deze manier zou men vanuit het Russisch de overbodigheid van het werkwoord zijn kunnen verdedigen en de nutteloosheid van een lidwoord vanuit het Latijn, terwijl wat getal en voorzetsels betreft het Turks adembenemende perspectieven biedt. Misschien vloeit de onderdanige houding tegenover de ‘hunnen’ voort uit de onder andere door Kousbroek en Hermans geciteerde pathologische angst van Nederlanders - uit vrees ouderwets gevonden te worden - om ergens standaarden en normen voor aan te leggen. De Fransen hebben, naast hun Académie, een serie voortreffelijke woordenboeken. De Engelsen hebben talloze boeken over usage en zijn eveneens voortreffelijke lexicografen. Waarom Nederland dan niet?