Reactie
Terugbellen
W.F. Pilger - redacteur, Lelystad
In het septembernummer van Onze Taal vraagt A. Sassen zich af, hoe terugbellen aan de betekenis ‘opnieuw opbellen’ is gekomen, naast de, meer voor de hand liggende, betekenis ‘retour-bellen’. Ik stel me zo voor, dat de handeling ‘terugbellen’ in eerste instantie een kantoorverschijnsel is/was. Daar (op kantoor dus) kunnen we de ongemerkte overgang van ‘retour-bellen’ naar ‘opnieuw bellen’ aannemelijk maken:
A.
Piet belt Marie, maar er komt net iemand aan die met Marie iets wil bespreken. Iets zakelijks, terwijl Piet privé belt. Marie zegt: ‘Ik bel je zo wel terug.’ - Ze zal ‘retour-bellen’.
B.
Marie belt Piet, maar er komt net iemand aan die met Marie iets wil bespreken. Iets zakelijks, terwijl Marie privé belt. Marie zegt: ‘Ik bel je zo wel terug.’ - Ze zal opnieuw bellen.
Voor Marie is de situatie gewoon hetzelfde! Ze denkt er niet aan, dat ze eigenlijk niet terug-, maar heen-belt...
Ik zie ook een parallel met teruggaan in de zinnen: ‘We gaan volgend jaar terug naar Roemenië, want we hebben daar zó een fijne vakantie gehad.’ - ‘Ik wil best nog wel eens naar Rome teruggaan.’ (Let wel: zinnen gesproken door Nederlanders in Nederland, voor wie Roemenië of Rome geenszins de thuisbasis is...).
Misschien is de verklaring, dat de spreker zich (bij terugbellen) verplaatst in de situatie van de gesprekspartner, respectievelijk (bij teruggaan) in gedachten nog in het buitenland vertoeft. Maar, evenals bij ‘Ik moet volgende week bij de dokter terugkomen’ lijkt me meer voor de hand liggen, dat terug ook weer heen kan betekenen.
Overigens, ook bij terugzien betekent ‘terug’ - opnieuw. Verder moet ik nog opmerken dat ik het ‘losse bijwoord’ terug = opnieuwalleen van de BRT ken, terwijl een woord ‘weerbellen’ mij bijzonder vreemd in de oren klinkt. ‘Ik heb hem weer gebéld’ past in mijn taal, ‘Ik heb hem wéérgebeld’ niét: ‘Ik heb hem terug gebeld’ niét, ‘Ik heb hem teruggebeld’ wél.