Onze Taal. Jaargang 53
(1984)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |||||||||||||||||
[Nummer 10] | |||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||
Nieuwe woorden: NeologismenP.G.J. van Sterkenburg - Instituut voor Nederlandse Lexicografie, LeidenIn 1983 verscheen bij uitgeverij Bert Bakker Een teken aan de wand. Album van de Nederlandse Samenleving 1963-1983. H.J.A. Hofland, die voor de verbindende tekst bij de afgedrukte affiches verantwoordelijk is, concludeert dat in een proces van verzet tegen de geordende samenleving, ‘de taal (werd) bevrijd uit een systeem van plichtplegingen. De woordkeus werd directer, die bijzondere manier van gegalvaniseerd spreken voor radio en televisie verdween weliswaar niet, maar men ontdekte dat het op een gewone menselijke manier mogelijk was. Het kenmerk van het verzet was, dat het zich had ontdaan van een harnas, dat het zich in zijn manier van uitdrukken in woord en beeld een nieuwe vrijheid had verschaft’Ga naar eindnoot1). Er zijn op het moment dat dit artikel geschreven wordt twee gebeurtenissen om stil te blijven staan bij het citaat van Hofland, zeer in het bijzonder om te toetsen of zijn betoog aan actualiteitswaarde heeft ingeboet voor de woordenschat vanaf 1976 tot heden. De gebeurtenissen waarop ik hierboven doel, zijn: het verschijnen van de elfde druk van Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal en Neologismen. Nieuwe woorden in de Nederlandse Taal van dr. Riemer ReinsmaGa naar eindnoot2). De titel van het boekje van Reinsma is ondubbelzinnig en geeft verantwoording van de inhoud. | |||||||||||||||||
AantallenUit de talloze aankondigingen en artikelen rondom het veschijnen van de nieuwe druk van Van Dale in dag- en weekbladen, kunnen wij zien waarop in die elfde druk het accent ligt. Ik citeer een paar krantekoppen: ‘Tienduizend woorden erbij’ (Amersfoortse Courant), ‘Dikke Van Dale aangevuld met nieuwe woorden’ (de Noord-Ooster), ‘Tienduizend meer woorden in ‘dikke’ Van Dale (Gooi- en Eemlander), ‘Veel nieuwe woorden in dikke Van Dale’ (Gelders-Overijselse Courant, Zutphens Dagblad, Deventer Dagblad), ‘Duizenden nieuwe woorden in ‘Dikke Van Dale’ (Zwolsche Courant). Genoemde kranten, en de vele andere ongenoemde, willen in hun berichtgeving over de Grote Van Dale (GVD) duidelijk maken, dat er weer een groot aantal nieuwe woorden ‘gecanoniseerd’ wordt, dat wil zeggen voor het eerst wordt opgenomen in deze nieuwe druk en daardoor ‘aanvaardbaar’ wordt gemaakt voor al diegenen die geen kattebelletje (...) durven schrijven zonder eerst alle woorden in de Van Dale te hebben gechecktGa naar eindnoot3). Overigens wijs ik er in dit verband op, dat het een levensgroot misverstand is te veronderstellen, dat een woord pas tot de bestaande woorden gerekend mag worden als het in een woordenboek is opgenomen. Een passage in het onlangs verschenen heldere en inleidende boekje van Ariane van Santen De Morfologie van het Nederlands spreekt dienaangaande duidelijke taalGa naar eindnoot4): ‘Sommige woordenboeken geven ook nogal eens verouderde woorden, verder lopen ze altijd achter de feiten aan, in die zin, dat recent ingeburgerde woorden er nog niet in zijn opgenomen, en is de keuze over wat wel en niet opgenomen wordt vrij willekeurig’.
Iedereen zal begrijpen dat woorden als donorhart, floppizine, kinderporno, leenrecht, luchtfietserij en snipperkaart, die in juli 1984 als een komeet omhoogschoten, niet aanwezig kunnen zijn in een woordenboek dat in september daaropvolgend op de markt komt. Hetzelfde geldt voor kabelkrant, pornoboer, memofoon, toiletseks die in augustus plotseling voor het voetlicht traden.
Opvallend is dat Reinsma, een woordenboek dat zich specifiek richt op neologismen, gemeten vanaf 1970 niet meer dan ruim 2000 nieuwe woorden, nieuwe uitdrukkingen en nieuwe betekenissen van bestaapde woorden in het Nederlands bevat, terwijl de GVD spreekt over 10.000 nieuwe woorden sedert de tiende druk in 1976. De grote verschillen tussen beide werken zijn mijns inziens uitsluitend te verklaren vanuit een verschillende kijk op de aard van neologismen. | |||||||||||||||||
HerkomstGrosso modo kan men de woordenschat van het Nederlands in vier hoofdcategorieën onderscheidenGa naar eindnoot5):
Reinsma heeft de moeite genomen aan te geven wat hij onder neologismen verstaatGa naar eindnoot6):
De nieuwe woorden in de GVD omvatten: geheel nieuwe woorden, nieuwe betekenissen en nieuwe gebruiksmogelijkheden van bestaande woorden. | |||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||
De kwantitatieve verschillen tussen GVD en Reinsma worden veroorzaakt doordat Reinsma aanzienlijk minder vaktaal- en jargonachtige woorden opneemt, maar ook aanzienlijk minder afleidingen en samenstellingen, alsmede woorden die wellicht al lang in het Nederlands bestaan, maar nog nimmer tot een woordenboek doorgedrongen zijn, waarmee de stelling opnieuwe bevestigd wordt, dat het een hele kunst is voor een woord om in een taal door te dringen, maar een nog grotere om in een woordenboek te komen. Zo miste ik bij Reinsma onder de letter A o.a. de volgende woorden: aandelenoptie, adoptiefouders, adresfirma, afkickboerderij, achtergrondgeheugen, afstandsbaby, afstandskind, afstandsmoeder, afstudeerproject, afvalcontainer, afvalwarmte, alcomobilisme, alfabetisering alfahulp, alibi-Jet, allesdrager, andropauze, aquacamping, architectenwinkel, automedicatie, avondwinkel. | |||||||||||||||||
AanvaardingNadrukkelijker dan ooit tevoren komt door beide woordenboeken vast te staan, dat lexicografen mildere cultuurcensoren geworden zijn. Als altijd geven zij weer wat de gevestigde orde, waarvan zij immers een exponent zijn, in een woordenboek zoekt. Gezien de verlaging van sociale drempels en ook de liberalisering van de zede, is dat natuurlijk een ander cultuurpatroon dan pakweg 20 jaar geleden. Alvorens nader in te gaan op de keuzes van de lexicograaf, memoreer ik, wellicht ten overvloede, dat iedere spreker beschikt over het vermogen om de woordenschat van zijn taal uit te breiden en dus om nieuwe woorden te vormen. Deze nieuwvormingen kunnen zich op tweeërlei wijze voltrekken: opzettelijk en onopzettelijkGa naar eindnoot7). Onopzettelijke nieuwvormingen voltrekken zich volgens taalregels en het is de morfologie die bestudeert hoe op onopzettelijke wijze de woordenschat van een taal kan worden uitgebreid. Nieuwvorming ten gevolge van onopzettelijk taalgebruik voltrekt zich niet alleen spontaner, maar is ook onweerstaanbaar, zelfs als zij een gruwel is: het mes moet van tafelGa naar eindnoot8). Bij opzettelijke taalvernieuwing spelen andere factoren een rol. Vaak worden objecten die elders worden vervaardigd, samen met hun naam ontleend. Dit soort nieuwkomers in een taal krijgt alleen vaste voet alsGa naar eindnoot9):
Een interessant aspect dat hier niet onvermeld mag blijven, is het competitie-element dat bij nieuwvorming regelmatig gesignaleerd wordt. Uiteindelijk wint de meest economische of de grappigste naam het. Woorden die nog in felle strijd gewikkeld zijn, zijn: donorhart en ruilhart, floppyblad en floppyzine, cassettebrief en praatbrief, weesembryo, reageerbuisweesje en diepvrieskind. Deze Darwinistische woordenstrijd voert mij terug naar de vraag: Hoe betrappen woordenaren onze nieuwe woorden en hoe selecteren zij ze voor beschrijving? Het stellen van deze vraag is eenvoudiger dan het beantwoorden ervan. Ik citeer Reinsma: ‘De beslissing om bepaalde woorden en uitdrukkingen al dan niet op te nemen, was dikwijls moeilijk. In principe heb ik alleen materiaal opgenomen dat ik in twee of meer verschillende bronnen heb aangetroffen of meerdere malen in gesprekken beluisterde’Ga naar eindnoot10). Daarnaast biedt hij tien bladzijden met door hem gebruikte bronnen. Ik denk niet dat het een gratuite bewering is als ik stel, dat een woord dat uitsluitend tot het mondelinge taalgebruik beperkt blijft, zo goed als geen kans maakt om in een neologismenverzameling door te dringen. Illustratief is in dit verband het woord kutzwager dat al in de studententaal van de jaren zestig in Amsterdam zeer courant was, maar eerst nu gecanoniseerd wordt, nu het onder invloed van het gelijknamige toneelstuk van Wim T. Schippers regelmatig in de pers gesignaleerd wordt. Hetzelfde geldt voor uitdrukkingen als voor het echie gaan (Beatrijs Ritsema NRC 23-8-1984), jezelf omhoog feesten of de haringlijn met de kabeljauwlijn verbinden. | |||||||||||||||||
DiscriminerenHoewel dus duidelijk is, dat geschreven neologismen de beste kansen hebben om het taalgebied te veroveren, blijft de vraag, in hoeverre de lexicograaf neologismen recht doet en niet discrimineert. Ook de kwantitatieve benadering van Reinsma is arbitrair. Immers onduidelijk blijft hoe representatief zijn bronnenverzameling is en hoe die bronnen zijn geëxcerpeerd: geheel, random, impressionistisch, voor één woord enz. Was wellicht ook voor de Grote Van Dale de cruciale factor in de keuze van de te excerperen bronnen, de waarschijnlijkheid neologismen te vinden?Ga naar eindnoot11) Persoonlijk huldig ik het standpunt dat gedurende een gefixeerde periode twee of meer dagbladen op één of meer vaste dagen geheel geëxcerpeerd moeten worden om zo de continue ontwikkeling van de woordenschat te kunnen volgen en nieuwlichters te kunnen signaleren. Ik kies nadrukkelijk voor kranten, omdat journalisten tot de beroepsgroep behoren die in grote mate altijd weer nieuwe woorden schept en wier nieuwvormingen deels ook een bepaalde gebruiksfrequentie krijgen. Overigens dient de gekozen dag voldoende garanties te bieden voor de aanwezigheid van gediversifieerde rubrieken. Maar zelfs als aan die voorwaarden voldaan is, is er nog steeds onvoldoende zekerheid over wat uit het aanbod wel, en wat niet in een verklarend woordenboek van het Nederlands moet worden opgenomen. Voor een woordenboek van neologismen gelden wellicht andere selectiecriteria en kunnen incidentele woorden eerder aanspraak | |||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||
maken op behandeling, maar voorzichtigheid blijft ook daar geboden. Ik zou het al een hele winst vinden als die woorden, die voorlopig occasioneel lijken te zijn, wel geïnventariseerd en desnoods beschreven worden, mits zij maar als zodanig herkenbaar zijn. De volgende woorden, die door mij onlangs genoteerd werden, zijn in geen enkel woordenboek aangetroffen: badboek, bedrijvenpark, beeldtaal, belubberen, betaalterminal, bewonersgarage, bioscoopladder, birdie, blokkeerbeugel, blootvoeten, bommelder. Het gaat mij wat al te ver om al deze woorden als eendagsvliegen te kwalificeren en hen op grond daarvan de toegang tot het woordenboek te ontzeggen. | |||||||||||||||||
Fantasie en realiteitMisschien moeten onze normen voor selectie explicieter gemaakt worden, en moeten fantasienamen uitgesloten worden, hoewel ik niet mag verhelen dat een woordenaar de schrik om het hart slaat bij lezing van een artikel als van Magda de VettenGa naar eindnoot12). De Franje van ons Dagelijks Brood. Welk woordenboek beschrijft de volgende woorden: amarenebroodje, appelslofje, boerenmik, casinowit, francala, kaasstok, knipwit, kwarkbol, pide, pizzastok, plaatwit, polderbruin, satéflap, slagroompouce, tulumba, uienkruier, vlokkenbrood? Het aantal nieuwe woorden dat dagelijks gevormd wordt (type computerweduwe) is overstelpend en dwingt de lexicograaf nieuwe wegen te zoeken om binnen de randvoorwaard (tijdschema, (geld)middelen, aantal tekens, bladzijden en trefwoorden) die ruimte te vinden die hij nodig heeft voor een beschrijving van het elementairste. Wellicht is ‘clustering’ bij samenstellingen een structuurelement dat garanties voor lexicale beschrijving paart aan economie met betrekking tot de plaatsruimte. Ik kan doeblad, hobbyblad, popblad, pornoblad, pulpblad, roddelblad als zelfstandige ingangen behandelen, maar ik kan onder blad ook een speciaal adres reserveren voor woorden met -blad als tweede lid. Een ander voorbeeld, dat een dergelijke oplossing of een oplossing waarbij het tweede element als zelfstandige ingang optreedt, voorafgegaan door een - teken, verdedigbaar maakt is: -vriendelijk: mens-, gezins-, gebruikers-, klant-, vrouw-. Wanneer ik de verzameling nieuwe woorden bezie, die is aangelegd ten behoeve van Van Dale Groot Woordenboek van hedendaags Nederlands, een verklarend woordenboek dat onder mijn verantwoordelijkheid tot stand gekomen is en in december 1984 op de markt komt, dan valt op, dat er een enorme toename is van medische, (bio)chemische en technische termen, van informeel taalgebruik, van economisch en financieel jargon, van sporttermen, politieke heliumtaalGa naar eindnoot13). en kwaakspraakGa naar eindnoot13). Met ForgueGa naar eindnoot14) kan ik beamen dat ook mijn verzameling het schokeffect toont van zogenaamde actuele gebeurtenissen, politieke crises, internationale aangelegenheden, oorlogen, schandalen, mode en andere hedendaagse hysterieën. Vele nieuwe woorden zijn populaire bijprodukten van de meest dramatische en vèrstrekkende gebeurtenissen van deze tijd. Nieuwe woorden zijn niet méér, maar ook niet minder dan een projectie van datgene wat er in de samenleving gebeurt. |
|