Reactie
Superlatieven
H.V. Zimmermann† - Soest
Alvorens mij aan het door ons lijfblad opgediste menu te laven, geniet ik van het door PCUdB. toebereide en op de laatste bladzijde geplaatste voorgerecht. In het mei-nummer vestigt hij daarbij de aandacht op een bepaald verschijnsel: het toenemend gebruik van superlatieven, die men naar mijn mening ook krachttermen zou kunnen noemen. Het zijn allemaal bijvoeglijke naamwoorden en tegelijk ook gewone bijwoorden, die men echter door ze te vervoegen uitdrukkelijk een bijwoordelijke betekenis geeft. Eens is dit begonnen met ‘heel’ of geheel, gaaf, ongeschonden en als men het wilde hebben over heel vaardige vingers, kon men ook zeggen ‘hele vaardige’. Langzamerhand is dit door het gebruik geijkt en ofschoon wij ook zeggen: ‘zeer vaardige vingers’, zal niemand het in zijn hoofd halen om te spreken over zere vaardige, omdat dit immers zou betekenen, dat zij ook pijnlijk waren. Met de in het bewuste artikel opgenoemde woorden gebeurt eigenlijk precies hetzelfde, waardoor de gebruiker ongewild het tegenovergestelde zegt van hetgeen hij in feite bedoelt.
Vooral de presentatoren - van beiderlei kunne - hoon men in tv- en radiouitzendingen spreken over een ontzettende aardige vent, over een vrouw met verschrikkelijke mooie benen, een ontstellende begaafde man, een reusachtige intelligente jonge dame.
Indien ik deze lijn van de verwording der verwoording dóór ga trekken, dan zie ik al een verschrikkelijke oude schoonmoeder, een krankzinnige elegante vrouw, een criminele geestige moppentapper en ga zo maar door.
De in zulke zinsneden te plaatsen komma hoort men in de spraaktaal tòch niet.