Onze Taal. Jaargang 53
(1984)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
PCUdB■ Wat er aan de hand is, ik weet het niet, maar er schijnt zich een vreselijke lethargie meester gemaakt te hebben van ons taalgebied. ■ Men komt van vakantie terug (de strijd tussen met vakantie en op vakantie suddert door, dat wel), men wrijft zich in zijn of haar handen, en zet zich aan tafel om het achterstallige leesvoer te consumeren, en wat blijkt? ■ Geen hond die een faux pas maakt in linguisticis, zelfs geen interessante verschrijving, om over interessante taalnoviteiten maar te zwijgen. ■ Ach ja, de sportverslaggevers doen natuurlijk hun best, maar ook zij blijken het minder bont gemaakt te hebben dan sanderendaags het geval was. ■ Wissink van de Volkskrant noemde de Amerikanen oorverdovend chauvinistisch, en dat is dan natuurlijk wel aardig, maar ook weer niet voldoende om een hele achterkant van Onze Taal over vol te schrijven. ■ En wat de lezers van dit blad betreft, meestal regent het klachten van hun kant inzake taalgebruik van de ambtenarij, het krantewezen, de reclame of de zachte sector - doch ook zij (die lezers) zijn ingeslapen, op vakantie, of hebben eenvoudig niets vermeldenswaards onder de ogen gekregen, evenals ik. ■ Zou het soms aan het tijdsgewricht zelve liggen? Zou de renaissance van de etiquette en de nette normen een wedergeboorte van het voorzichtige, gekuiste, nooit op glad ijs zich begevende taalgebruik met zich meevoeren? ■ Zouden wij het tijdperk van de Nieuwe Truttigheid verlaten hebben en de periode van de Nieuwe Netheid definitief aangevangen hebben? ■ Wij weten het niet, lezers, maar wij vrezen het ergste. ■ Goed, wat doet men, na zulk een deceptie? ■ Men bladert uit pure meligheid zijn of haar woordenboek maar eens door. ■ In dit geval haar, want het gaat om het woordenboek van Prisma-Weijnen dat aan mijn dochter, die de brugklas gaat bezoeken, toebehoort. Van oudsher, zoals bekend, heeft Het Spectrum onnette woorden, en onnette betekenissen van nette woorden uit de vocabulaires geweerd. ■ Tot op zekere hoogte heeft PSW zich aan de meer vrijmoedige opvattingen van de laatste decennia aangepast, in die zin dat de wetenschappelijke en min of meer officiële namen van de primaire seksuele kenmerken nog steeds niet opgenomen zijn, maar de platste benamingen zich wel een plaats hebben kunnen veroveren in dit woordenboek. ■ Maar ja, lachen om een woordenboek is ook weer zoiets. ■ Dit is dan ook weer terzijde gelegd. En taaltreurigheid alom. ■ Terwijl een halfjaar geleden de zaken er nog zo veelbelovend voorstonden. ■ Toen was er bijvoorbeeld het achtervoegsel -vriendelijk dal een aardige opmars maakte. Milieuvriendelijk en gebruikersvriendelijk, waar het allemaal mee begonnen is, dat bestaat nog, zeker, maar wat is er gebeurd met vrouwriendelijk, kindvriendelijk, kleinbedrijfvriendelijk, poëzievriendelijk? ■ Is er hoop dat we, nu de vriendelijke stroom opgedroogd is, een woord als manvriendelijk ooit zullen tegenkomen? ■ Vragen, lezers, vragen, waarop het antwoord uitblijft. ■ De ontwikkeling van het achtervoegsel -vriendelijk werd pas echt interessant toen het ook nog concurrentie kreeg van -aardig. ■ Althans, als alternatief voor milieuvriendelijk heb ik enige maanden geleden milieuaardig gelezen. ■ Het had allemaal zo mooi kunnen zijn. ■ Toen het nog bon ton was om van het Ik-tijdperk te spreken (en waar is dat tussen haakjes weer gebleven) had men zichzelf ikvriendelijk, dus eigenvriendelijk, dus eigenaardig kunnen noemen. ■ Wat een perspectieven, en wat een verlies aan mogelijkheden. ■ Maar goed, we moeten nu eens ophouden met het defaitistische gezeur. De komende maanden gaan we er met zijn allen (of haar allen, natuurlijk) weer eens flink tegenaan, om te laten merken dat er wel degelijk leven in de taalbrouwerij is. ■ En kunt u geen eigenaardigheden ontdekken, maak ze dan zelf, en doe ze toekomen aan uw toegewijde taalslaaf,
P.C.U.d.B. |
|