Bijna mis
F. Jansen - leraar Nederlands, Amsterdam
Op veel stations staan reclameborden van de Nederlandse Spoorwegen waarop teksten voorkomen die zo eindigen: Buiten de spits reist U bijna voor half geld; of zo: Studenten met gunstige collegetijden kunnen voor praktisch half geld reizen.
Hoeveel kost die reis nu? Meer dan de halve prijs, of minder? Anders geformuleerd: wat is de betekenis van bijna (of praktisch) in dit zinsverband?
Eerst twee duidelijke gevallen:
(1) | We leven bijna in de 21ste eeuw |
(2) | We waren bijna in Landsmeer, toen we een lekke band kregen. |
Hier betekent bijna ‘nog net niet’. Dat is bijzonder duidelijk in zinnen die ‘eenrichtingverkeer’ aanduiden. Daarmee bedoel ik, dat er een activiteit mee aangegeven wordt, die slechts op één doel gericht kan zijn. Het scheelt dan telkens niet veel of datgene waar bijna voor staat wordt bereikt. Ook als er geen sprake is van letterlijk eenrichtingverkeer heeft bijna deze betekenis. Dat doel zit dan als het ware verstopt in andere woorden, bij voorbeeld hoog en lang:
(3) | De toren is bijna 100 meter hoog |
(4) | Piet is bijna twee meter lang. |
Soms kan het doel alleen maar afgeleid worden uit de hele zin:
(5) | Piet meet bijna twee meter |
(6) | Er demonstreerden bijna 400 mensen. |
De overeenkomst van deze zinnen met de eerste twee is, dat er één kant uit geteld en gemeten wordt, van minder naar meer. De norm voor dat meer wordt echter net niet gehaald. Tweerichtingsverkeer is ook mogelijk:
(7) | Piet begint na de zware operatie alweer op krachten te komen, hij weegt nu al bijna 75 kilo. |
(8) | Piet heeft eindelijk een goed slankdieet gevonden, hij weegt nu al bijna 75 kilo. |
In (7) weegt Piet minder dan 75 kilo, in (8) juist meer. De betekenis van bijna kan afgeleid worden uit de richting waarin Piets gewicht verandert. In prijzen van goederen en diensten lijkt een zelfde tweerichtingsverkeer verborgen te zitten. Verkopers en snobistische kopers hebben als norm een zo hoog mogelijke prijs. Daarom kunnen zij zeggen:
(9) | Ik heb mijn krakkemikkige Fiat nog verpatst voor bijna 4000 gulden! |
(10) | Dat jasje dat ik nu draag, heeft me bijna 700 gulden gekost! |
In (9) heb ik minder dan 4000 gulden gekregen, in (10) heb ik minder dan 700 gulden betaald. Je zou nu verwachten dat kopers, tuk op een buitenkansje, zeggen:
(11) | Die broek heb ik voor bijna 25 gulden op de kop getikt. |
De betekenis ‘iets meer dan 25 gulden’ volgt dan immers uit de richting: je streeft naar een zo laag mogelijke prijs. Toch heb ik nog nooit iemand bijna zo horen gebruiken. Als (11) iets betekent dan is de prijs minder dan 25 gulden. Maar ook dan is (11) obscuur, omdat je daarvoor nog geen 25 gulden zou gebruiken. De impliciete norm bij prijzen wijst er blijkbaar op, dat er niet echt sprake is van tweerichtingsverkeer, maar van eenrichtingverkeer: van minder naar meer.
De reclames van de NS spelen nu een spelletje met de richting: half geld kan namelijk op twee manieren opgevat worden. Ten eerste als de overblijvende helft van de oorspronkelijke reis, ten tweede als de maat van de reductie op de oorspronkelijke prijs. In de eerste betekenis vat je de halve prijs op als het bedrag dat je zou moeten betalen. Bijna de halve prijs betekent dan ‘minder dan de halve prijs’. In de tweede betekenis haalt de reductie net niet de helft, en blijft er dus meer dan de (andere) helft over om te betalen. Die tweede betekenis is de door de NS bedoelde. Hoe komt het nu, dat voor zover ik weet geen woedende passagiers de loketten hebben bestormd, met de slogan als bewijsmiddel?
Ik denk dat de NS-klant impliciet zo heeft geredeneerd: de spoorwegen willen mij iets verkopen. Een verkoper doet altijd net of zijn waren goedkoop zijn. Als de reis minder dan de helft zou kosten, had er het ondubbelzinnige ‘... reist U voor nog geen half geld’ gestaan. Dat zegt de NS niet, dus zal de betekenis van bijna half geld ‘minder dan half geld’ wel niet de bedoeling zijn.
De slogan is dus net niet fout. Toch een geel kaartje voor de NS!