Wat toneeljargon
Luc Lutz - acteur-cabaretier
Als de ene toneelspeler de souffleur vraagt ‘geef n's wat op’ en de andere nijdig zegt ‘laat nou toch even lopen’, dan begrijpt u wel, dat het ‘kleedkamerpraat’ is om te zeggen, dat souffleren een dankbare bezigheid is.
Al zit hij te ‘blazen als een gek’, dan nog kan een acteur ‘staan als een paal’. De souffleur kent doorgaans de ‘zwakke puntjes’ en weet waar iemand een ‘witje’ laat of een ‘spelpauze’ neemt. Hij weet ook waar een tekst niet ‘bekt’ of ‘rammelt’.
Als een ‘overgang’ niet klopt kan een regisseur hier en daar een scène ‘omgooien’. Een niet ‘lopende’ tekst zal menig acteur zelf wel ‘bijschaven’. Als de hoofdrolspeelster op de ‘try out’ merkt, dat een grote ‘claus’ niet ‘zit’ moet ze er met de regisseur nog maar even goed ‘tegen aan’. Op de première sta je voor een ‘volle bak’ en dan wil je geen ‘hillech halen’. Met die eerste grote rol wil ze zich in de ‘kijkerd’ spelen. Het is ‘een beest van een rol’. Voordien deed ze alleen maar ‘klein werk’. Haar tegenspeler wenst haar alle ‘succes van de wereld’. De ‘oude rot’ in het vak voorspelt haar zelfs dat ze een ‘klap gat maken’ en deze rol nu al een ‘parel aan haar kroon’ is. Er is ook ‘kinnesinne’ van afgunstige collega's. Daar word je ‘gallisch’ van. De costuumontwerpster vindt, dat zij heel goed ‘draagt’. Dan is er het ‘jalousie de métier’ als een oude actrice, ik noem geen namen, maar zeg maar ‘de komische alte’ een flauwe opmerking maakt als zij na een ‘doorloop’ met de vertaler uitgaat. Ze heeft zich wat opgedoft, niks bijzonders. ‘Aangekleed gaat uit’ klinkt het wat al te luid uit de mond van de ‘grande dame’. Op repetities ‘versteert’ zij ook de boel. Als een regisseur de jonge actrice vraagt ‘toneel te nemen’ vraagt zij luid of dat niet een beetje ‘te veel’ is en vraagt ze of het hem ook opvalt dat zij juist daar haar tekst wat ‘laat vallen’. En dat dwars door haar ‘repliek’ heen. En dat, terwijl ze zelf haar rol tot 't belachelijke ‘aandikt’ en ouderwets slaapverwekkend verzen ‘opdreunt’.
Maar ze houdt niet van ‘schmieren’. Ze loopt nog steeds een beetje mank. Ze heeft een ‘scherz’ gemaakt over een ‘kluit’ van een ‘schoor’. Buiten haar schuld. Er zat maar één ‘krommerd’ in de deur. Ze had haar nek kunnen breken.
Als Duitstaligen elkaar voor een toneelvoorstelling ‘Hals und Beinbruch’ wensen hebben zij zo'n val voor een collega niet op het oog. In het Frans wensen acteurs elkaar ‘Merde’, ook geen schone wens. In het Nederlands zeg je ‘toi, toi’ of ‘succes’, een enkele ‘routinier’ gebruikt de bezweringsformule ‘schijt aan dronken naatje’ nog wel eens. Een ervaren souffleur, die bij een première onmisbaar is, weet ‘unbeschrië-en unberufen’ of een voorstelling een ‘succès fou’ wordt of als een ‘baksteen valt’. Bij een eerste voorstelling zitten er zoveel ‘koefnoentjes’ of ‘witjes’, dat je tevoren niet kunt zeggen of er publiek ‘op komt’. ‘Godspe’ om dan te beweren dat 't een ‘uitverkocht huis’ is. Er is altijd wel een ‘cheinponem’ die komt vertellen, dat er ‘geen hond’ zit. De Vlamingen zeggen over dezelfde slecht bezette zaal: ‘er zit geen kat’. Een regisseur die als er al ‘vijf minuten is gegeven’ nog even ‘notes’ doorneemt, is vermoeiend. ‘Niet teveel “troisquart” gaan staan daar’. ‘Neem je tijd’ bij die ‘eerste entrée’. ‘Bouw’ je grote scène ‘rustig op’. Begin twee ‘niks doen’, gewoon alles ‘laten ontstaan’. Nee, niet leuk, zo vlak voor 't ‘doek opgaat’. Dat had hij vanmorgen na ‘het italiaantje’ toch al gezegd.
Dan heb je meer steun aan de souffleur die alvorens hij zijn ‘hok’ ingaat zegt: ‘Gooi je d'r in kind’ en je verzekert, dat hij je niet ‘laat vallen’ en je ‘opvangt’ als het nodig is. ‘En het is zo weer elf uur’ troost hij nog. Op de ‘nazit’ word je niks wijzer. Er was een ‘goed applaus’, hier en daar een ‘open doekje’ en ‘een claque’ kennen wij hier niet. Morgenavond bij de ‘nabespreking’ weten we meer. Na zo'n eerste voorstelling ben je ‘leeggespeeld’ en je ondergaat het ‘op je succes’ gelaten zolang het je smaakt.