Terugbellen
A. Sassen - hoogleraar Nederlandse taalkunde, Groningen
Het werkwoord ‘terugbellen’ is van toepassing in een situatie als de volgende:
A telefoneert naar B:
a. | B neemt de telefoon op, op een voor hem ongelegen moment, en zegt tegen A: ‘Ik bel (je) straks terug’. |
b. | C in plaats van B neemt de telefoon op en zegt tegen A: ‘Ik zal B vragen of hij u straks terugbelt’. |
In beide gevallen (het door A beoogde telefooncontact met B is, in eerste instantie, wel of niet tot stand gekomen) heeft terugbellen de betekenis die Van Dale (10e druk) opgeeft: ‘bellen, telefoneren naar iemand die eerder opgebeld heeft’ (versta: náár de bij het genoemde werkwoord te denken handelende persoon). Ik zal dit terugbellen verder aanduiden als terugbellen-1 (Tb-1)
Het valt mij op (maar anderen niet) dat het antwoord terugbellen door sommigen ook gebruikt wordt in een situatie als de volgende:
A belt naar B, C in plaats van B neemt de telefoon op en zegt tegen A: ‘Wilt u over een uurtje terugbellen?’ Hier betekent terugbellen ‘opnieuw, nog es bellen’, verder aan te duiden als terugbellen-2 (Tb-2).
In Tb-1 heeft terug een betekenis die het in veel overeenkomstig gevormde werkwoorden heeft: terugbijten, teruggroeten, terugplagen, terugpraten, terugschelden, terugschreeuwen, terugschrijven, terugseinen, terugslaan, terugvragen, enz. In alle gevallen gaat het (of kan het gaan) om een handeling (b.v. een ‘taaldaad’) die van B naar A gaat nadat eerder dezelfde handeling van A naar B is gegaan: B verricht die handeling van zíjn kant, op zíjn beurt, in reactie op die van A.
In Tb-2 heeft terug de betekenis ‘opnieuw, nog een keer’. Van terug in deze betekenis zegt het WNT dat het, afgezien van enkele samenstellingen, alleen in Zuid-Nederland bekend is1). Als samenstelingen met dit terug vermeldt het WNT, afgezien van de verouderde werkwoorden terugbestellen en terugverschijnen, uitsluitend terugkomen, dat behalve ‘wederkeren’ (Hij kwam najaren terug - terug = back) ook ‘nogmaals komen’ betekent, bijvoorbeeld in een heel gewone spreektaalzin als 1:
1. De dokter zei, ik moest terugkomen. Het WNT zegt van dit gebruik van terugkomen, dat het waarschijnlijk ontstaan is uit terugkomen ‘wederom op de plaats van uitgang komen’, waarbij terug de onder dit woord vermelde betekenis ‘wederom, opnieuw’ gekregen heeft. Hoe men zich die wijziging moet voorstellen zegt het er niet bij. Dat blijft dus nog de vraag. De vraag die ons naar aanleiding van terugbellen bezighoudt is: hoe is dit werkwoord aan zijn Tb-2 betekenis gekomen? Alsook: van wanneer dateert het en hoe algemeen is het? Over dit laatste hoop ik uit reacties van Onze Taal-lezers wat meer te weten te komen2). Wat de eerste vraag betreft: men zou aan een soort analogie met een werkwoord als terugkomen kunnen denken, maar een dergelijke analogie, in de zin van ‘naar het voorbeeld van’, lijkt me niet aannemelijk en ook niet gemakkelijk aannemelijk te maken.