De Woordenaar
De taal der Nederlanders
J.J. Bakker - Amsterdam
De auteur van deze nieuwe rubriek is werkzaam als arts in Amsterdam. In zijn vrije tijd houdt hij zich bezig met woordenboeken.
Als u het mij vraagt gaat het de laatste jaren een stuk beter met de Nederlandse lexicografie. Kijk wat er allemaal aan onze woordenboekenschat is toegevoegd: een nieuwe editie van Jan de Vries' Etymologisch Woordenboek, een Positiewoordenboek, de tweede druk van de Grote Kramers, het modernetalentrio van Van Dale, en zowaar, voor het eerst sinds decennia, een normatief woordenboek (Twijfelgevallen Nederlands). Binnenkort komt er een vernieuwd Signalement van Nieuwe Woorden en verschijnt de contemporaine Van Dale. Er bestaan tegenwoordig natuur-, milieu- en energiewoordenboeken, lijsten van modewoorden (het Trendletter ABC) en tweetalige woordenboeken waarin een Marokkaanse immigrant kan opzoeken wat onbetaalbaar betekent.
De media besteden in toenemende mate aandacht aan woordenboeken. Ik hoef u maar te herinneren aan de O.T.-specials, en aan het feit dat een dictionaire van enig belang erop mag rekenen fatsoenlijk gerecenseerd te worden. Er is zelfs een vergelijkend warenonderzoek in boekvorm op de markt, Wegwijs in Woordenboeken. Het medium boekhandel heeft stilaan gebroken met de misselijke gewoonte om woordenboeken onbereikbaar achter de toonbank of tegen het plafond op te tassen. Mede dankzij die media kan het u niet ontgaan zijn dat deze maand de elfde druk verscheen van Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandse Taal.
Voor de oprechte taalliefhebber is de verschijning van een nieuwe Van Dale een klein evenement. Alleen de reclamefolder doet hem al watertanden: ca. 230.000 woorden! Grijs geïmpregneerd oersterk linnenmateriaal! Ca. 3600 compact bedrukte bladzijden! Actueler dan ooit! Ca. 18 cm. boekenplank! Het laatste woord...!
Het is die pretentie van volledigheid die aan Van Dale zijn magie verleent. En zeg nu zelf: het heeft iets opwindends, het idee dat de complete Nederlandse taalschat, voorzien van voorname goudopdruk, in één boekwerk is bijeengebracht.
Nu ja, op dat ‘compleet’ is wel iets af te dingen - maar dat wist u al, en de samenstellers weten dat waarschijnlijk nog veel beter. Onze woordvoorraad groeit onstuimig. Van Dale Zeven (1950) bevatte 155.000 woorden, Van Dale Elf (1984) heeft er 230.000. Een toename van 75.000 woorden in 34 jaar: dat komt neer op een jaarlijkse aanwas van ruim tweeduizend stuks. Een woordenboek van het formaat van Van Dale loopt onvermijdelijk een paar jaar bij de taalontwikkeling achter, dus u zult in uw splinternieuwe handboek een slordige 5000 goede Nederlandse woorden missen.
Dit alles is verklaarbaar en vergeeflijk, en u hoort mij ook niet klagen dat margrietje, voordeurdeler, smulrol, trendy en optasten er niet in staan.
Er is echter veel meer dat in de Grote Van Dale ontbreekt. Dat werd mij de afgelopen jaren duidelijk sinds ik me als amateur-lexicograaf, min of meer systematisch ging verdiepen in de taal der Nederlanders - wat iets anders is dan de Nederlandse taal zoals die door Van Dale, en alle andere woordenboeken, wordt opgevat. De taal der Nederlanders kent talloze woorden en uitdrukkingen die nooit in een woordenboek terechtkomen. Dat is betreurenswaardig. Hoe graag zou ik, om uiteenlopende redenen, willen kunnen opzoeken: aargh, bliep, Copacabana, Droste, El Al, Fjodor, gossie, house warming party, Illinois, Jozo, kommaneuker, lasagne, Memisa, origami, Porsche, quoten, running gag, Saab, Tesselschade, UCLA, Vim, wauw, xerez, yagh en zwoesj. U vindt misschien dat zulke woorden niet in Van Dale thuishoren. Maar waarom nou eigenlijk niet? Het zijn toch bestaande woorden, even algemeen als aardkorst, bliek, coproduktie, drossen, etcetera? Evenzeer als dat het geval is met het ‘canonieke’ vocabulaire moet u worden ingelicht over de betekenis en de grammaticale eigenschappen van de ‘apocriefe’ woordenschat.
Het gaat beter met de Nederlandse lexicografie, maar nog niet goed. Zo zit Nederland, voor mijn gevoel, nog steeds te springen om behoorlijke stijl-, rijm-, uitspraak-, synoniemen- en vreemde-woordenboeken. Ze zijn er domweg niet (ik geef toe: ze bestaan wel, maar ze zijn verouderd, onhandig of allebei). We hebben twintig puzzelwoordenboeken, maar niet één anagrammenwoordenboek. We kunnen Barabbas, Barend en Batak opzoeken, maar Barbarossa, Barendsen en Bata niet. Waarom worden we wel ingelicht over neologismen, maar niet over woorden die stilletjes uit woordenboeken geschrapt worden? Waarom kan ik wel nakijken waarvan werken is afgeleid, maar niet wat de nazaten zijn van het Griekse ergon?
Deze rubriek zal gaan over woordenboeken, over wat daar in staat of in zou moeten staan. Over bestaande en onbestaande woordenboeken, over de bekende standaardwerken en over lexica waar u nog nooit van gehoord hebt. Al onderzoekend, fantaserend en uitweidend zullen we de omtrekken bepalen van een luchtkasteel: het perfecte woordenboek, het magazijn van de taal der Nederlanders.