Van Woord tot Woord
Getallen boven de tien
Marlies Philippa
De lezers die al wat langer lid zijn van het Genootschap zullen zich wellicht herinneren dat ik in 1981 een reeks artikelen over de namen van getallen heb geschreven. Dit naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van Onze Taal. Een aspect, dat toch velen intrigeert, heb ik toen buiten beschouwing gelaten: waarom zeggen wij éénen dertigen niet dertig-één? We schrijven de cijfers in de volgorde drie-één en waarom spreken we ze dan niet in diezelfde volgorde uit, net zoals de Engelsen? Ook voor het telefonisch verkeer zou dat praktische voordelen hebben! Wij rekenen volgens het tientallig stelsel: we tellen tot tien en na ieder tiental beginnen we weer opnieuw. Behalve na tien zelf! Na dit getal krijgen we eerst nog een één- en een tweevoudige toegift: elf (= een-lif: ‘één blijft er over’ na de tien) en twaalf (=twa-lif = twee-lif: ‘twee blijven er over’). Maar vanaf dertien krijgen we de eenheden plus tien. Na twintig, dertig, veertig en verder beginnen we steeds weer van voor af aan en tellen we de eenheden op bij het tiental. Er zijn ook andere Germaanse talen die eerst de eenheden noemen en daarna pas de tientallen. Het Duits, het Noors en het Deens zijn daar voorbeelden van. De Engelsen en de Zweden doen het tot de twintig op onze manier, maar daarna niet meer.
Het verschil tussen de ene en de andere telwijze heeft te maken met het cijfersysteem. Toen de mensen met schrijven begonnen, toen ze gesproken taal schriftelijk wilden weergeven, hadden ze daarvoor tekens nodig. Zo konden zich voor de klanken ‘letters’ en voor de getallen ‘cijfers’ ontwikkelen. In het cijfersysteem kan men aan het eerste cijfer en aan de hoeveelheid cijfers aflezen welke getalgrens is bereikt. In een tientallig stelsel komt de eerste grens bij tien. Er wordt opnieuw met nul begonnen en er komt een cijfer bij. Bij ieder volgend tiental verandert het eerste cijfer: 20, 30, 40 enzovoort. Het volgende grensgetal is tien maal tien = honderd: 100. Weer een cijfer erbij en ook verder, bij elk nieuw honderdtal, een verandering van het eerste cijfer. Zo kan tot vele cijfers worden doorgegaan. De cijfers blijven even duidelijk, maar de getallen worden steeds abstracter.
Hoe zit het nu met de namen van de getallen boven de twaalf? Laten we 46 nemen. Als je zoals in het Engels fourty-six zegt of zoals in het Zweeds fyrtiosex, dan spreek je de getallen uit in de volgorde van de cijfers. Dat zijn dus cijfermatig uitgesproken getallen. Deze cijfermatige manier vinden we ook in de Romaanse talen zoals het Frans en het Italiaans. In de praktijk blijkt echter dat mensen grote getallen moeilijk kunnen overzien. Getallen zijn zinvol zolang ze klein zijn. Grotere eenheden bundelt men liever. Dat bundelen, dat maken van groepjes gebeurt vooral in de spreektaal. In het Keltisch omschrijft men elf paarden als volgt: ‘un march ar dec’. Dat betekent één paard + tien, dus één + een groepje van tien. De kleine eenheden zijn het meest overzichtelijk, het duidelijkst en die zet men voorop.
Aan het psychologische systeem, dus eerst eenheden en dan tientallen werd in veel talen de voorkeur gegeven boven het cijfermatige systeem, o.a. in het Slavisch, het Arabisch en het Germaans. De Germaanse talen Duits, Nederlands, Engels, Zweeds, Deens en Noors hadden vroeger allemaal de psychologische volgorde. Het Engels en het Zweeds nu niet meer. In het Zweeds zei men vroeger ‘två och femtio’ ‘twee en vijftig’ en nu femtiotvå ‘vijftig-twee’. De verandering kwam niet voort uit doelmatigheid, maar diende om de eigen telwijze aan te passen aan die van de Roomse Kerk. Met de komst van het Christendom kwam deze manier van tellen naar het noorden. De verandering in het Engels is waarschijnlijk na 1066 onder Franse invloed opgekomen. Het psychologische systeem, het omdraaien van de cijfers, wordt alleen gebruikt bij de meest concrete, de laagste getallen. In het Frans telt men nog tot zeventien op deze wijze en in het Engels en het Zweeds tot twintig. Bij ons tot honderd. Boven de honderd kan men zich hoeveelheden moeilijk voorstellen. De getallen worden abstracter en men gaat meer in cijfers denken. Vandaar dat we niet vijf en twintig en honderd, maar honderd vijf en twintig zeggen!