Variëteit en variété
M.C. Godschalk
Ja, hoe verklaren we de uitdrukking ‘Hij weet waar Abraham de mosterd haalt’? Die vraag stelde ik in het lexicografische nummer van februari/maart. De heer J. Rombouts, zoon van wijlen W.B. Rombouts die menige bijdrage aan O.T. heeft geleverd, vertelt mij wat het Beknopt Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal, van J. Vercoullie, daarover zegt onder het lemma Mostaard: naar het Hgd. ‘er weisz wo Barthel most holt’, waarin volksethymologische vervorming van twee woorden uit het Joodse Duits: Barzel is breekijzer en Moos is geld. Hierdoor geïnspireerd heb ik het Duitse woordenboek van Van Gelderen opgeslagen. Het zegt onder het lemma Most: ‘(Zwitsers) vruchtewijn of -sap; er weisz wo Barthel den Most holt. Mostert, Mostrich (aangemaakte) mosterd.’ Barzel vind ik niet, Moos wel: (Joods: geld). Dat woord moos voorziet Van Dale van de aanduiding ‘Bargoens’ en het is bekend in de samenstelling jatmoos, handgeld. Ik ben er niet helemaal uit; haalde Abraham nu mosterd of geld? Op logische gronden zou ik het laatste kiezen.
Maar de heer W.F. Pelt in Den Haag verwijst mij naar het werk Nederlandse Zegswijzen van A. Huizinga, die een verklaring geeft. Dat ga ik bekijken. En wat kiezen of delen betreft: kiezen is gunstiger dan delen. De kiezer heeft het voordeel, de deler het nadeel. Op den duur heeft zich de tegenwoordige betekenis ontwikkeld. Wegens plaatsgebrek is uit mijn bijdrage in het februari/maartnummer het volgende weggelaten: ‘Als twee mensen iets gelijkelijk moeten verdelen, is er dan een slimmere methode om een maximale gelijkheid te bereiken dan de één te laten delen en daarna de ander te laten kiezen?’ Die verklaring lijkt me nog steeds aantrekkelijk. De deler zal immers zo nauwkeurig mogelijk halveren; hij kan verwachten dat de kiezer het grootste stuk zal nemen. Overigens is de heer Pelt van mening, dat opneming van de verklaring van alle zegswijzen een woordenboek te omvangrijk zou maken. Ik ben dat met hem eens, als ik van hem verneem dat Huizinga er meer dan 12.000 heeft verwerkt.
Zijn de meervouden voors en tegens goed Nederlands? Een vraag die is opgekomen bij de heer W. de Jong in Emmen. Zou het een vertaling van ‘pro's en contra's kunnen zijn’, schrijft hij. Of het een vertaling is weet ik niet, maar het betekent wel hetzelfde. De Engelsen spreken van ‘pros and cons’. En is het goed Nederlands? Ouder en misschien wat normaler is ‘het voor en tegen’, maar ik zou ‘voors en tegens’ niet willen afwijzen, als ik bedenk, dat b.v. ook maar een meervoud heeft: als iemand in een discussie met ‘maar’ een bezwaar wil inleiden, kan de gesprekspartner zeggen: ‘Geen maren alsjeblieft’. Voor het Engelse ‘ins and outs’ hebben we nog niets.
Met de heer Frans Oudejans, perschef van het bisdom Breda, heb ik een interessante gedachtenwisseling gehad over het meervoud van pastor, lector, cantor en rector. In grote lijnen waren we het wel eens, bij voorbeeld in de opvatting dat een mogelijke spelling met k (lektor, rektor, kantor) zich slecht verdraagt met het Latijnse meervoud op 'es. Voor pastor kwamen we tot pastors, omdat het overigens wel fraaie pastores allicht door de goêgemeente, zoals de heer Oudejans het uitdrukte, kon worden uitgesproken als pastorès, wat de bedoeling niet kan zijn. Als meervoud van rector zagen we aanvankelijk rectoren, met uitzondering van de rectores magnifici, die geheel in het Latijn zijn ingebed. Maar toen bleek, dat er naast de academische rector en de schoolrector nog in kerkelijke kringen de rector van een klooster, een ziekenhuis e.d. is. En die worden rectors genoemd. Daarmee hebben we dus drie soorten rector en drie meervouden. De cantor wordt ook vaak als kantor aangeduid, en dat maakt kantores (zie boven) slecht bruikbaar zowel als, om evidente redenen, kantoren. We hielden het daarom op cantors. Bleef over de lector. Een aantrekkelijke meervoud leek lectoren, totdat duidelijk werd dat mèt de cantor de lector, die in de kerkdienst liturgische teksten leest, in het meervoud op -s wordt meegezogen. Ik zie dan het liefst lectoren èn lectors, al naar hun taak. Verscheidene tv-kijkers zullen zich op een avond in april weer eens geërgerd hebben aan het taalgebruik van onze politici. Nu was het de voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie in de zaak-RSV, die tot een van de gehoorden zeide: ‘U was er zich toch wel van bewust, dat 't een heikele zaak was?’ Veel van die politici zouden, als ze nog eens examen moesten doen, een uitstekend cijfer voor Duits krijgen en een slecht voor Nederlands. Hoewel ... - het moet gezegd worden - ditmaal lag er niets vóór.